13 maart 2013

Alice LaPlante

© Anne Knudsen
Omdat fictiebloed toch kruipt waar het niet gaan kan, bleef Alice LaPlante proberen om van een non-fictiebroodschrijver een volwaardige romanauteur te worden. Die kaap nam ze met een onderwerp waar menig geroutineerde schrijver van zou schrikken: Alzheimer, de ziekte waaraan haar moeder leed.
 
Hoewel ze de leeservaring van Hersenspinsels een tocht 'door een duister bos' noemt, veroverde haar boek tal van landen in de wereld.     

En terwijl haar roman vertaald en bejubeld werd, schreef Alice LaPlante liefst twee nieuwe fictieboeken. Liefhebbers van haar werk hebben dus iets om naar uit te kijken...   
 
'Op dit moment vergelijk ik het raadselelement met broodkruimels
die je naar een erg duister bos leiden.'

Voor dit boek ben je in de huid gekropen van een Alzheimer-patiënt. Is er een grens aan dit inlevingsvermogen? En waar ligt die dan? 

Ik weet niet of er een grens is. Als die er is, dan heb ik ze niet bereikt. Ik schreef het boek omdat mijn moeder Alzheimer had en ik jarenlang een brandende vraag had: ‘Wat betekent dat voor haar?’

Het schrijven van het boek was mijn manier om te proberen daarop een antwoord te vinden. Aan het eind voelde ik zeker meer empathie voor Jennifer (het hoofdpersonage) dan toen ik eraan begon.
 

Jenny reageert met vertwijfeling en boosheid op haar ziekte maar ze is ook strijdbaar en gebruikt soms humor. Is dat het patroon dat het meest voorkomt? 

Ja, Alzheimer-patiënten blijven het hele gamma van menselijke emoties beleven. Ze worden boos, verdrietig, lachen en huilen net zoals wij allemaal. De ziekte ontneemt hun hun menselijkheid niet, of hun vermogen om te voelen. Het is wel zo dat hun emoties botter zijn dan de onze omdat de ziekte de mogelijkheid om hun gedachten en gevoelens te onderdrukken, uitholt.
 
© The Prime Ministers' Office
Denk je dat boosheid en agressie te maken heeft met het verliezen van de grip op de werkelijkheid? Of krijgen de patiënten andere karaktereigenschappen door de veranderingen in hun hersens? 

Dat is de grote vraag! Aan de ene kant hebben ze zeker redenen om bang of boos te zijn. Door de schade aan hun brein is hun wereld onbegrijpelijk geworden en vinden ze er maar moeilijk hun weg in. In een ver gevorderd stadium van de ziekte zei mijn moeder wel eens: ‘Er is iets mis met mijn brein.’

Stel dat je plots de kamer, waarin je je bevindt, of de mensen in je omgeving, niet meer herkent – mensen die jij als vreemden ervaart bemoeien zich met je – dan zou je wellicht ook angstig en boos worden.  

Aan de andere kant staat het vast dat de ziekte veranderingen in de persoonlijkheid veroorzaakt. Mijn moeder was de liefste en vriendelijkste persoon die ik ooit ontmoette… tot de ziekte bezit van haar nam. Ze werd boos en agressief, gebruikte zelfs taal die ze nooit zou gehanteerd hebben in haar eerder leven. Soms was het alsof ze een ander persoon was geworden. Dat zou je dus eerder kunnen wijten aan de ziekte dan aan een psychologische oorzaak-en-gevolg-kwestie.
 

Vind je dat je Alzheimer-patiënten alles moet vertellen? Ik denk, bijvoorbeeld, aan de verkoop van Jenny’s huis. Wat levert haar dat op? 

Niet iedereen kiest voor dezelfde strategie. Sommigen geloven dat je de patiënten best de waarheid vertelt, probeert hen te herinneren aan wie ze zijn en wat er op het moment gebeurt.    

Anderen zien daar niets in, vinden dat je met hen mee moet denken. Als ze geloven dat het 1950 is en dat ze net getrouwd zijn, dan is dat ok. Als ze denken dat ze in New Jersey zijn terwijl ze in Chicago zijn, waarom zou je dan met hen in discussie gaan?

Persoonlijk vind ik het belangrijk dat je reacties de patiënt zo weinig mogelijk van streek maken of zelfs kalmeren. Doorgaans betekent dat meegaan in wat zij denken. 

© Benoit Crouzet
Jenny heeft moeten leren om moeder te zijn. Als hoogopgeleide vrouw had ze moeite met de basale taken van het moederschap. Vind je dat het moederschap te vaak als vanzelfsprekend wordt neergezet? 

Oh, zeker! Ouder zijn is zo moeilijk. Toen mijn dochter geboren werd dacht ik: ’Waarom heeft niemand me dit verteld?’ En ik had de gebruikelijke zwangerschapsklasjes doorlopen en was bovendien de 2de oudste van acht kinderen. Ik had dus ervaring met opvoeden. Het verandert volkomen je leven op een onvoorspelbare manier.
 

De symboliek van de handen, zowel die van Jenny als die van Amanda, is erg goed gekozen. Had je Jenny ook een andere professionele achtergrond kunnen geven? 

Dat is een grappig verhaal. Ik heb dat beroep gekozen omdat een vroeger vriendje van me, uit de studententijd, handchirurg is geworden. Ik hield van de manier waarop hij over handen praatte en besloot om dat te stelen voor het boek. Nadien bleek de hand een zeer belangrijk en beklijvend symbool voor het verhaal. Maar dat was zuiver geluk…
 

Hersenspinsels is een roman met een onderliggend misdaadthema. Waarom had je die misdaadlijn nodig? 

Aanvankelijk kon ik niet geloven dat ik een misdaadroman aan het schrijven was. Voordien had ik enkel literaire kortverhalen gepubliceerd en vond dat thrillers tot een genre gehoorden dat minder literair was. Mijn idee daarover is veranderd. Het enige dat ik kan zeggen over het misdaadelement in het boek is dat ik de roman erzonder niet had kunnen schrijven.

In het verleden heb ik meermaals geprobeerd om over Alzheimer te schrijven – in kortverhalen en in non fictie – maar ben er nooit in geslaagd om de belangrijke emoties en interacties te vatten. Pas toen ik het idee had opgevat om het onderwerp in een misdaadcontext te gieten, was ik in staat om erin te duiken. 

Op dit moment vergelijk ik het raadselelement met broodkruimels die je naar een erg duister bos leiden, een plek waar niemand – ook geen lezer – naartoe wil gaan omdat het te beangstigend is. Het raadsel maakt het pad velig omdat je weet dat er een oplossing komt, dat je, aan het eind, ook weer uit het bos geraakt. In het andere geval is het Alzheimer-fictietraject een weg recht naar beneden. Dan heb je geen vertelboog.
© Mineco
Hoe moeilijk was het om deze bijzondere geestelijke wereld in een roman te gieten? Je hebt die onder meer uitgedrukt in het vertelperspectief, in de fragmentarische opbouw…  

Dat ging erg makkelijk. Ik begon met de stukken tekst over Jennifer die in en uit de realiteit stapte en binnen die structuur ontwikkelde het boek zich vrij snel.

Ik denk dat een traditionele, lineaire vertelling niet zou gewerkt hebben.
 

Wat kunnen mensen in de omgeving van een dementerende doen om de waardigheid van deze persoon zo goed mogelijk in stand te houden? 

Ik denk dat je dat kunt doen door de emotionele last en de traumatische ervaring te erkennen, al is het maar alleen voor jezelf. Vaak slaagde ik erin mijn moeder te kalmeren door te zeggen: ‘Ik weet dat je echt bang bent nu.’

En behandel hen nooit als een kind. Voor veel mensen is dat laatste advies moeilijk te volgen. Ik zag dat zorgverleners bij het eten geven tegen mijn moeder praatten alsof ze een baby was. Dat maakte haar kwaad. Door kalm te blijven, in welke situatie dan ook, en niet te betuttelen, respecteer je hun menselijkheid.
 

Smaakt dit fictieschrijven naar meer of keer je terug naar de non-fictie die je voordien schreef?

Mijn non-fictiewerk is altijd mijn dagtaak geweest. Iets dat ik deed om mijn rekeningen te betalen. Ik heb altijd fictie geschreven, alleen verschenen mijn kortverhalen in vrij obscure magazines die door weinig mensen gelezen werden en waarvoor ik niet betaald werd.

Mijn droom is om uiteindelijk te stoppen met non-fictie en helemaal te focussen op fictie. Het succes van Hersenspinsels heeft mij de gelegenheid geboden om het non-fictieschrijven te beperken. Sindsdien heb ik twee nieuwe romans geschreven. De eerste komt uit in het najaar van 2013. Die heet Coming of Age at the End of Days en gaat over een 17-jarig meisje dat in de ban geraakt van een kwaadaardige sekte. De tweede is een literaire misdaadroman over een dokter die in verdachte omstandigheden sterft waarna de wereld ontdekt dat hij drie echtgenotes had die niet van elkaars bestaan wisten.

 
De website van Alice LaPlante

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten