16 januari 2013

Pontus Llunghill


Pontus Ljunghill is een debutant uit Zweden die opvalt door eigenzinnigheid en finesse. Om de lezer vanop bladzijde één met een falende inspecteur te confronteren, daar moet je lef voor hebben. Een onzichtbare is dan ook niet geschreven voor de echte spanning- of heldzoeker maar des te meer voor wie geroerd wordt door het menselijk tekort.

Even origineel is de historische achtergrond: het Stockholm van de jaren '20 was een stad met veel armoede maar ook met het vizier op de welvaartstaat. Dit scharniermoment is ook aanwezig in het boek waaraan hij nu werkt.

Deze auteur komt op kousenvoeten en pakt je in voor je het helemaal beseft...


 
 
'Ik ben geneigd te zeggen dat de politie in de late jaren ’20
veel competenter was dan doorgaans gedacht wordt.'
 
 
Een onzichtbare is je debuut. Hoe heb je in de tijd voor de publicatie tegen deze literaire doop aangekeken? Je zou een nieuwe stem worden tussen hele sterke collega’s.
 
Ik was een beetje nerveus toen het boek uitkwam en ook de weken nadien. Ik had er geen idee van wat lezers en critici zouden denken van Een onzichtbare (het is voor een schrijver erg moeilijk om te voorspellen wat de mensen zullen denken – je kunt nooit naar je werk kijken met de ogen van iemand die voor het eerst leest). En ik zei tegen mezelf: ‘Ik hoop dat ik op z’n minst enkele positive reacties zal krijgen en dat een aantal mensen van het verhaal zullen houden.’ Want als er geen interesse voor je boek is, dan is het moeilijk om de motivatie te vinden om door te gaan met schrijven.
 

Als je wil opvallen in thrillerland moet je je onderscheiden. Op welke manier doe jij dat, denk je?

In Zweden zijn er, voor zover ik weet, weinig misdaadauteurs die historische verhalen hebben geschreven. En, bij mijn weten, heeft geen enkele van de hedendaagse Zweedse thrillerschrijvers zijn verhalen in de jaren ’20 gesitueerd (of uitgelegd hoe de politie in die tijd werkte).

In Een onzichtbare speelt het oude Stockholm een grote rol. De stad wordt bijna één van de dragende personages. Zoiets komt niet vaak voor in misdaadverhalen.

Bovendien denk ik dat het in mijn boek, meer dan in de meeste andere thrillers, om de karakters gaat, hoe de personages denken, de psychologie achter het gedrag… In dit boek wilde ik vooral het verhaal van John Stierna vertellen: wie hij is, hoe hij leeft, en hoe de moord op Ingrid Bengtsson hem verandert… hoe één enkele ervaring een man kan veranderen.’   
Stockholm © mispahn

In Een onzichtbare wek je een cold case opnieuw tot leven. Waarom koos je voor zo’n ver verleden (1928)? 

In het begin had ik maar een idee voor één enkel hoofdstuk en wist ik niet waar of wanneer het verhaal zich zou afspelen.
En toen vroeg ik me opeens af: ‘Wat zou er gebeuren als ik het boek in de jaren ‘20’ zou situeren?' En hoe meer ik erover nadacht, hoe meer het idee me aanstond. Ik dacht dat het een extra dimensie zou geven aan het verhaal. De beschrijving van het leven in het vroegere Stockholm – de leefomstandigheden, de mode, de restaurantcultuur – zou het verhaal interessanter maken dan wanneer het zou spelen in het Zweden van nu. Ik wilde dat het lezen van het boek een reis in een tijdmachine zou zijn. Die jaren ‘20 waren een speciaal decennium, een soort van grensland tussen het oude en nieuwe Zweden, wat de periode extra boeiend maakt.

Zweden was toen nog vrij arm met sloppenwijken in het centrum van Stockholm. Er reden nog paardenkoetsen, weinig mensen hadden telefoon of een auto, de radio was pas uitgevonden en er was veel maatschappelijke ongelijkheid op allerlei vlakken.
Tegelijkertijd kregen vrouwen stemrecht en stelde Premier Per Albin Hansson zijn visie op de welvaartstaat voor, werd de ‘gevaarlijke’ jazz-muziek populair en veranderde de mode in een stijl die niet zo erg verschilde van de hedendaagse.

 
Volgens je cv zou je belangstelling hebben voor politiegeschiedenis. De 1928-plotlijn vertelt dat ook. Wat valt je op als je misdaden en politiewerk uit het verleden onderzoekt? 

Wat ik interessant vind is dat de politie in de late jaren ’20 over bijna dezelfde middelen beschikte om misdaden op te lossen als degene die nu gebruikt worden. Hoewel ze geen DNA-technieken hadden, waren ze wel expert in vingerafdrukken. Ze konden ook bandenmerken koppelen aan een specifieke auto. En vezels met verschillende soorten stoffen en planten in verband brengen (geholpen door externe experten). Ze beschikten ook over competente speurhonden. En wellicht waren de medische onderzoekers bijna net zo efficiënt als op de dag van vandaag. En zo is er meer…

Ik ben geneigd te zeggen dat de politie veel competenter was in de late jaren ’20 dan doorgaans gedacht wordt.

Winters Stockholm © eguide travel
Is die interesse ook een reden geweest om voor een speurder te kiezen die een punt heeft gezet achter zijn loopbaan… een loopbaan die bovendien eindigt in 1953?  

Wel, mijn interesse in politiegeschiedenis escaleerde toen ik besloot dat het grootste gedeelte van mijn boek zich in de jaren ’20 zou afspelen. Van toen af ben ik echt geïnteresseerd geraakt… hoewel ik altijd belangstelling heb gehad voor politiewerk. 


Op welke manier denk je verder te kunnen gaan met dit hoofdpersonage? Heeft Stierna veel in petto?

Ik denk het wel. Ik begrijp dat mensen denken dat er niet meer zoveel te vertellen is over Stierna omdat Een onzichtbare eindigt in 1953. Maar in mijn volgende boek ga ik wellicht weer terug in de tijd, naar 1923, wanneer Stierna jonger is en relatief nieuw op de recherche-afdeling, en in een bepaald opzicht een andere man.  

Ik ben er niet zeker van of Stierna daarin het hoofdpersonage zal zijn. Misschien krijgt een andere politieman uit Een onzichtbare de hoofdrol. 
 
Gotland, ook een setting in 'Een onzichtbare' © wilvo

Inspecteur Stierna werkt het liefst aan zaken waarbij hij een band met het slachtoffer kan opbouwen. Hij laat het over aan zijn collega’s om een rol te spelen in maatschappelijke kwesties zoals politieke confrontaties tussen links en rechts of individuen die aanzetten tot jodenhaat. Zal die taakverdeling zo blijven, denk je?

Mijn volgende boek zal weer over een moordonderzoek gaan. De aandacht van Stierna en zijn collega’s zal dus gaan naar het oplossen van die misdaad. Maar het is niet uitgesloten dat Stierna ooit de opdracht krijgt om zaken op te lossen die met politiek geweld te maken hebben of onderzoek gaat doen naar mensen die joden aanvallen. Maar mijn volgend verhaal zal daar niet over gaan.
 

Zweden heeft enkele grote steden maar vooral een eindeloos achterland. Welke van de twee settingen vind je het interessantst voor een misdaadverhaal?

Dat hangt af van het verhaal. Op dit moment richt ik mijn aandacht op schrijven over het Stockholm van de jaren ’20 wat erg interessant is en goed past bij Een onzichtbare. Maar ik heb andere ideeën voor boeken die vragen om een plattelandssetting.
Gotland © awmyl
Grönwall, de journalist in Een onzichtbare, zegt: ‘Ik heb al veel geschreven. Nu moet ik schrappen. Dat is vaak het moeilijkst.’ Geldt dat ook voor jou? Wat vind jij het lastigst aan schrijven?  
Grönwall heeft het over het schrijven van artikels, journalistiek werk, dus, waarbij je vaak veel interviewuren en researchmateriaal moet samenballen tot enkele bladzijden of minder. Hij bedoelt dat het opleggen van grenzen aan jezelf en te beslissen wat je eruit laat, het moeilijkst is… ‘to kill your darlings’, zoals dat heet. Wat de journalistiek betreft, klopt dat, denk ik.    

Het schrijven van (misdaad)romans is een andere zaak. Hoewel het soms lastig is om jezelf in te perken, denk ik niet dat dat het allermoeilijkst is. Je hebt immers honderden pagina’s tot je beschikking. Het is veel uitdagender om de scènes en hoofstukken te schrijven die belangrijk zijn voor het verhaal maar tegelijkertijd vrij vervelend zijn om te creëren. Toch moet je ook die interessant maken. Hierbij denk ik aan scènes waarin de politie verkenningsmeetings heeft en van gedachten wisselt over aanknopingspunten die al dan niet opgevolgd moeten worden. En door wie en wanneer dat moet gebeuren. Dat zijn belangrijke hoofdstukken die, jammergenoeg, nogal kleurloos kunnen zijn als je onvoldoende tijd neemt om ze interessant te maken.    

Iets anders waar je voor moet zorgen als je lange tijd aan het schrijven bent en je boek bijna 400 bladzijden telt, is het aan elkaar knopen van de losse eindjes. Bovendien moet je moet de logica overal laten kloppen. 
 

Tot slot: Waar komen je interesse en talent voor woorden, verhalen… vandaan? En kun jij ook, net als inspecteur Stierna, een stukje Satie spelen op de piano? 

Toen ik acht of negen was vroeg mijn grootmoeder aan mij en mijn broer wat we later wilden worden. Mijn broer zei ‘professionele voetbalspeler’ en ik zei ‘schrijver’. Dat was dus jarenlang mijn droom. Sinds mijn schooltijd schrijf ik verhalen. En als je oefent en oefent, dan leer je. Meer dan tien jaar heb ik als journalist voor een krant gewerkt. Hoewel dat een ander soort schrijven is, werk je toch aan je taal.

Jammergenoeg kan ik Satie niet op de piano spelen. Mijn broer kan dat wel. Hij is de musicus, ik ben de schrijver.
 
 
 

11 januari 2013

Daniëlle Hermans


In 2008 debuteerde misdaadauteur Daniëlle Hermans met Het tulpenvirus waarvan de rechten aan liefst negen landen verkocht werden. Als je het typische van je cultuur en geschiedenis kunt verheffen tot iets universeels, kun je overal gelezen worden. Ook in haar laatste boek, In vredesnaam, kan de strijd, die de achttiende-eeuwse Aleida voert, geprojecteerd worden naar andere werelden en andere tijden. Of die bredere kijk te maken heeft met haar jeugd in Afrika, is moeilijk vast te stellen.

Onlangs verscheen Stille getuigen, het eerste deel van een reeks rond een Nederlands forensisch team… even geen historische achtergrond maar zeg nooit nooit: aan het eind van dit gesprek droomt Daniëlle hardop.


‘Ik hou ervan langs ‘recreatieve’ weg dingen op te steken
en geniet van de research die ik voor mijn boeken moet doen.’
 
 
Je schrijft misdaadromans met een breed uitgewerkte historische achtergrond. Toch ben je geen historica. Welke vorm neemt je belangstelling voor geschiedenis aan?

Ik heb altijd veel interesse in geschiedenis gehad. Wat mij vooral fascineert is dat deze zich constant herhaalt en dat wij er vervolgens helemaal niets van opsteken. Dat is de mens eigen blijkbaar.


Je doet ook meer dan de feiten gebruiken. Je brengt historische personages tot leven en geeft hen een taal. Hoe zou je de taal die je voor hen gekozen hebt, omschrijven?

Ik zou die taal willen omschrijven als archaïsch en ambtelijk. Dat soort taalgebruik heb ik voor ogen als ik mijn historische personages een ‘stem’ geef. Het taalgebruik uit de zeventiende en achttiende eeuw ken ik niet, maar de teksten wel. Daar heb ik er ook een paar van gelezen om ‘in de stemming’ te komen.


Is het ook de bedoeling om je via deze minder voorkomende invalshoek te onderscheiden in de steeds dichter bevolkte wereld van misdaadauteurs?

Niet direct. Mijn keuze voor hedendaagse thrillers met een historische laag heeft meer te maken met mijn eigen interesse. Ik hou ervan langs ‘recreatieve’ weg dingen op te steken en geniet van de research die ik voor mijn boeken moet doen.

Oudegracht in Utrecht, het decor van 'In vredesnaam'
 © Qsimple
Het is geen sinecure om op de dag van vandaag een rechercheteam te bedenken dat niet lijkt op een al bestaand team. Toch ben je daar erg goed in geslaagd. Hoe groot was die uitdaging?

Die uitdaging viel mee omdat ik, toen ik dit team bedacht voor mijn tweede boek, De watermeesters, Rob van Helden en Nicole Hessels eigenlijk al voor me zag. Ik wilde twee mensen die eigenlijk in niets op elkaar leken maar wel perfect konden samenwerken. Er moest ook wat frictie zijn. Het ging eigenlijk vanzelf.


In vredesnaam gaat over de plaats die vrouwen in de maatschappij innemen of zouden kunnen innemen. Vind je dat vrouwen nog steeds moeten strijden voor hun maatschappelijke plek en dat veel mannen in hen een bedreiging voor hun positie zien?

Helaas moeten vrouwen nog steeds strijden voor hun maatschappelijke plek. Natuurlijk, het wordt steeds minder, maar het blijft zo dat veel mensen, dus ook vrouwen, vrouwen in bepaalde posities niet serieus nemen. Ik denk niet dat mannen vrouwen als een bedreiging voor hun positie zien. Ik denk dat mannen die zo denken, eerder andere mannen als bedreiging zien dan vrouwen. 


In dat boek voer je het eeuwenoude Eirene-netwerk op. Hecht je belang aan vrouwennetwerken? 

Eerlijk gezegd niet. Ik hecht er eerder belang aan dat vrouwen, zodra het gaat om bijvoorbeeld schending van vrouwenrechten, een front vormen. Dat hoeft niet perse binnen een netwerk.
Ellen Johnson-Sirleaf
Eerste vrouwelijke president van Afrika (2006)
Nobelprijs voor de Vrede (2011)
©  World Economic Forum
Je bent zelf voor een stuk opgegroeid in Afrika (Kenia). Welk beeld heb jij van de Afrikaanse vrouw? En wat kan zij inbrengen op maatschappelijk gebied?

Ik generaliseer even want Afrika is groot, maar de vrouw vormt daar de spil van de samenleving. Zo is Nederland jaren geleden bij de uitvoering van activiteiten op het gebied van ontwikkelingssamenwerking ervan teruggekomen de activiteiten voornamelijk op mannen in plaats van vrouwen te richten. Bijvoorbeeld als het gaat om opleidingen en onderwijs. Het heeft een tijd geduurd voordat het doordrong dat de vrouwen daar degenen zijn die het meeste werk verrichten en dat die samenwerking dus veel meer (ook) op de vrouwen moet zijn gericht, en dan niet alleen als het gaat om zaken als gezondheidszorg.


Afrikanen zijn zeer zintuiglijke mensen. Bertje (die aan de beweging van de lucht kan voelen of er iemand in dezelfde ruimte is) en Nico (die een geheugen heeft voor geuren) passen in dat idee. Is dat een stukje Afrika in jou?
 
Ik heb er eerlijk gezegd nooit zo over nagedacht, maar dat zou best kunnen. Interessant wel.:)

Je bent een vertaalde auteur. Hoe heb je dat zo snel voor mekaar gekregen?

Dat heeft mijn agent Paul Sebes voor elkaar gekregen. Van mijn eerste boek, Het tulpenvirus, hebben we van een aantal hoofdstukken een proefvertaling in het Engels laten maken. Paul is daarmee de hort opgegaan. Een Amerikaanse uitgever was meteen enthousiast en kocht de rechten. Dat was een week voor de Buchmesse. Op de Buchmesse zelf volgde de andere landen al snel. Het scheelt dan dat de USA de eerste was. Dan hebben andere landen al snel interesse.


Met je brede historische research en sterke, identititeitsbewuste personages zou je ook een roman zonder misdaadgegeven kunnen schrijven. Is dat een idee dat je aantrekt?

Ik heb wel een roman in mijn hoofd. Een historische roman in de sfeer van Wolf Hall en Henry van Hilary Mantel. Ik weet al over wie het zal gaan. Maar dit is een project dat echt alleen nog in mijn hoofd zit. Wellicht komt het er ooit uit.

Lees hier de recensie van In vredesnaam
en
De recensie van Stille getuigen

 

9 januari 2013

Monica Kristensen

 
Van poolwetenschapper tot fictieschrijfster… zo ziet het niet-alledaagse loopbaantraject van de Noorse Monica Kristensen eruit.

Ze doctoreerde in Cambridge met een proefschrift over Antarctische ijsbergen en leidde expedities naar de Noord- en Zuidpool. Bij de tweede Antarctica-expeditie, in ’93, viel een teamlid in een gletsjerspleet en stierf.

Sinds 2007 is ze misdaadschrijfster. Met Vermissing, een verhaal in de reeks rond speurder Knut Fjeld, krijgt ze nu ook Nederlandstalige lezers. Het ligt voor de hand dat ze Spitsbergen, waar ze jarenlang woonde en werkte, als achtergrond voor haar fictie gebruikt. De ijzige, ontembare archipel is meer dan een decorum. Hij is een actieve plotspeler.

De spanning van de pooltochten is verlegd naar de schrijftafel... maar de mens-tartende natuur is nooit ver.

 
'De technieken die ik voor het schrijven nodig heb,
verschillen niet erg van degene die ik als wetenschapper gebruik.'
 

Je misdaadromans spelen op Spitsbergen, een Noorse archipel in de Noordelijke IJszee waar je jaren gewoond hebt. Wat deed je daar precies?

Ik heb er een aantal jaren gewerkt als wetenschapper en eerst als student. Ik leidde het onderzoek naar de (door de mens gecreëerde) lithiumlijn in de stratosfeer. Later werkte ik als gletsjer- en ijszee-onderzoeker. In 1998 werd ik directeur van het onderzoekscentrum in Ny-Ålesund, waar ik de logistiek coördineerde voor de internationale stations die daar gevestigd waren. Dat deed ik vijf jaar. Nog later heb ik research gedaan op de kleine gletsjerberg Foxfonna bij Longyearbyen.


Het Noors Instituut voor Poolonderzoek speelt een rol in Vermissing. Waar houdt dat instituut zich mee bezig?

De meeste landen die bij poolonderzoek betrokken zijn, hebben een poolinstituut. Zo is er een Chinees, een Frans enz. Doorgaans worden ze gefinancierd door hun regering en houden ze zich, naast het gewone onderzoek, bezig met rondleidingen.
 

In Vermissing is er sprake van sociale angst die optreedt als iemand te lang in een verlaten gebied is geweest. Heb je dat kunnen constateren op Spitsbergen?

Dat weet ik niet precies. Voor zover ik me kan herinneren heb ik geen nevenverschijnselen opgemerkt toen ik op Spitsbergen woonde maar in de loop van de jaren ben ik wel gaan houden van langere perioden van alleen zijn. Dat betekent niet dat ik a-sociaal ben tegenover mijn familie en vrienden maar wel dat ik, bijvoorbeeld, niet gek ben op shopping centra, mensenmassa’s enz.  

Longyearbyen © bashasselaar

Is Spitsbergen ook een plek waar je zou kunnen wonen zonder beroepsgerelateerde uitdaging?

Ik zou niet graag op Spitsbergen wonen zonder een professionele bezigheid te hebben. Ik zou niet graag toerist zijn. Ik wil erbij horen.


Staat het vast dat het Noordpoolijs zal smelten? En zo ja, is dat dramatisch?

De ijskap rond de Noordpool is zee-ijs, bevroren oceaanwater dat zelden dikker is dan drie of vijf meter. Het niveau van het oceaanwater stijgt niet als gevolg van smeltend zee-ijs maar een ijsvrije Noordpool zal een grote impact hebben op het weer op het noordelijk hafrond en misschien zelfs wereldwijd. Dat is een ernstige en misschien dramatische zaak.


Uit Vermissing blijkt dat er mijnindustrie is op Spitsbergen. Zullen er nog meer grondstoffen kunnen gedolven worden op de pool als de ijskap kleiner wordt? En dreigt er dan een conflict tussen de betrokken landen?

Aangezien grote oppervlakten van de oceaan ijsvrij zijn, is het mogelijk om langs de noord-oostelijke en noord-westelijke zeeroute te varen. Maar die route is nog steeds gevaarlijk en kan dus lekkende olietankers tot gevolg hebben. Bovendien zullen de grote olie- en gasmaatschappijen naar de Noordpool opschuiven naarmate de voorraden elders uitgeput geraken. Ze zullen wellicht ook gaan boren in de oceanen rond Antarctica.
Omdat de Arctische Zee-aangelegenheden niet goed geregeld zijn door internationale wetten, zal dat wellicht leiden tot conflicten.
© Sigurd R
Je belangstelling voor ijs en gletsjers was er al vroeg. Wat trok je daar zo in aan?

Dat is een vraag waarop ik het juiste antwoord nog niet gevonden heb. Wellicht gaat het om de schoonheid en de sereniteit van het landschap. 
 

Je nam ook deel aan expedities op Antarctica. Boeit jou het avontuur meer dan de wetenschappelijke kant ervan of omgekeerd?

Ik vind het moeilijk om wetenschap en avontuur te scheiden. Het bestuderen van gletsjers gaat over het oplossen van spannende en belangrijke raadsels, over avontuur en vriendschap. Ik maak erg graag deel uit van een groep wetenschappers met wie ik het leven en de wetenschappelijke ontdekkingen in poolgebieden deel.

© Ti-mo
Kun je enkele voorbeelden geven van gebieden waarvoor die wetenschappelijke kennis gebruikt wordt?

De klimaatprojecten op de Foxfonna-gletsjer, die we samen met een groep internationale wetenschappers ontwikkelden, zijn een voorbeeld van praktische toepassing. Om de omstandigheden binnenin de gletsjer te kunnen meten, hebben we een lange tunnel gegraven.

De metingen leerden ons veel over de doorsijpeling van smeltwater in het ijs (dat uiteindelijk beneden in de koolmijn terecht kwam) en over de kenmerken van de veranderde ijsstructuur op grote diepten. Dat was nuttig met het oog op latere projecten zoals het bouwen van wegen in gletsjers.

 
Wil je met je boeken ook mensen sensibiliseren voor het milieu? In Vermissing is er een passage over illegale rendierjacht, bevissing van garnaal- en kabeljauwgronden.

Ik zie het als een plicht om deel te nemen aan het milieudebat. Tegelijkertijd denk ik dat er geen snelle of eenvoudige oplossingen te vinden zijn voor klimaatkwesties. Ik geloof dat de grootste uitdaging van de mensheid de overbevolking is en dat onze grootste zonde cynisme is. Hoe dan ook, klimaat gerelateerde kwesties kunnen niet los van andere internationale, politieke aangelegenheden opgelost worden.

Kerkje van Longyearbyen © Kenyai
Sinds enkele jaren heb je een schrijverscarrière. Beleef je daar evenveel plezier aan als aan je andere loopbaan? En wat zijn je doelstellingen in dit verband?

Mijn schrijverscarrière bezorgt me een immens plezier. Maar dat doet ook de wetenschap. De technieken die ik voor het schrijven nodig heb, verschillen niet erg van degene die ik als wetenschapper gebruik. Ik leg mezelf raadsels voor die te maken hebben met begrijpen. In mijn wetenschappelijke werk probeer ik de natuur te begrijpen, tijdens het schrijfproces, de mens.

Lees hier de recensie van Vermissing