28 oktober 2013

Yvonne van den Berg


Lef tonen bij je debuut is niet elke auteur gegeven! In De viool van mijn moeder opent Yvonne van den Berg voor iedereen die het zien wil de deur van het familiehuis waarachter zich al enkele generaties een angstvallig bewaard geheim, schaamte, schuldgevoelens en diepe pijn verborgen houden. 

Ook stylistisch heeft ze niet voor de makkelijkste weg gekozen. Er zijn maar liefst drie vertelstemmen: die van een jong meisje, een volwassen vrouw en tussendoor de beschouwende passages.  

Met de steun van schrijfdocenten en de troost van klassieke componisten ontstond vakmanschap en mentale kracht... onmisbare ingrediënten voor een levenswijze roman!      


‘Situaties hebben zo veel verschillende kanten en ik heb geleerd
 me in te leven in meer kanten dan alleen maar de eerste die zich aandient.’


Sommige debuterende auteurs beginnen zonder schrijfcursus aan een boek, anderen, zoals jij, kiezen eerst voor een leerproces. Wat leer je op zo’n cursus? En heb je er tijdens het schrijven iets aan gehad? 

Ik ben in de zomer van 2011 begonnen met het schrijven aan het boek. In de zomervakantie, op de camping, met mijn gloednieuwe Ipad afwisselend op schoot, de campingtafel of in bed. Op de momenten dat ik inspiratie had en er in mijn hoofd weer een fragment naar boven kwam dat ik moest noteren. Hapsnap, kriskras door het leven van mijn moeder en dat van mij. Na de vakantie had ik een Ipad vol stukjes, halve A4-tjes, soms slechts enkele regels. Het dagelijkse leven begon weer en mijn Ipad verdween onder een stapel kranten die nog gelezen moest worden. Ik wist toen even niet hoe ik verder moest. Een paar weken na de vakantie zag ik de aankondiging van de schrijfcursus in Gent, georganiseerd door Paul Sebes en de NRC, getiteld de ‘do’s en dont’s van het schrijverschap’. Het leek mij een geweldige stimulans om tips te krijgen waardoor ik misschien weer verder zou kunnen komen. En dat was ook zo. Paul en zijn compagnon Willem gaven technische tips: hoe bouw je een verhaal op, hoe zet je personages neer, hoe ga je om met sfeertekening, wat laat je ook vooral weg enz. Erg inspirerend waren ook de verhalen van de aanwezige echte schrijvers: Thomas Rozeboom, Renate Dorrestein, Manon Uphoff en Ivo Victoria. Zij vertelden over hun werkwijze, dilemma’s, keuzes. Driekwart jaar later, in de zomer van 2012, heb ik een langere cursus bij Paul gevolgd, met een kleinere groep cursisten, waarbij een manuscript van de vijf deelnemers een dagdeel lang besproken werd. Opbouw van het verhaal, karaktertekening, hiaten, onduidelijke of onlogische opbouw, met daarnaast ook een technische bespreking van zin tot zin: de rode aantekeningen die van alle pagina’s spatten… Ik vond het zeer zinvol. Ik leerde om mijn blinde vlekken te zien, ging meer durven en kreeg ook zelfvertrouwen. Daarnaast heb ik de boeken van Jan Blokker gelezen, over de technieken van schrijven. Erg goed! Tijdens het schrijven van mijn boek heb ik zo nu en dan weer even de algemene aanwijzingen doorgenomen of iets uit een boek van Jan Brokken gelezen, en ik kon weer verder. 

NSB-lidmaatschapskaart van leider A. Mussert

De viool van mijn moeder is een autobiografische roman. Je had ook kunnen kiezen voor een non-fictieboek. Vanwaar de keuze voor het romangenre? En was je daar gaandeweg blij mee? 

Ik wilde graag een roman schrijven omdat ik dan meer vrijheid had. Ik heb teruggekeken naar mijn jeugd en vooral naar de gevoelens die ik toen had. Er werd bij ons thuis aan de eettafel heel veel gesproken over het NSB verleden van mijn opa en de konsekwenties die dat heeft gehad voor mijn moeder en ik gebruik veel dialogen in mijn verhaal. Maar die heb ik natuurlijk bedacht. De sfeer klopt met hoe het toen was, maar letterlijke teksten wist ik natuurlijk niet meer. Ook heb ik voor deze vorm gekozen omdat ik met name in het eerste deel, wanneer de ik-persoon tussen de acht jaar en achttien jaar is, veel kan laten zeggen vanuit een kinderlijke beleving, met veel meer emotie dan wanneer het een non-fictie verhaal was geworden. En ik heb ook niet alle feiten kunnen achterhalen, wat er precies is gebeurd. Ik ben heel tevreden met deze keuze en denk dat het verhaal hierdoor dichter bij de lezer kan komen dan wanneer het non-fictie was geworden.
 

Dit boek gaat ook over de relatie tussen muziek en mens. Je moeder leed onder een zwaar trauma. Zou het haar geholpen hebben als ze de viool niet had weggestopt maar via het instrument de confrontatie met haar verleden was aangegaan? 

Waarom ze precies is gestopt weet ik niet, dat lees je ook in het boek. Er zijn waarschijnlijk verschillende aanleidingen geweest. Ik denk dat zij zelf de confrontatie met het verleden helemaal niet meer aan kon en ook niet meer wilde; het zat allemaal te diep en was te pijnlijk. Toen het duidelijk was dat zij niet meer naar het conservatorium kon gaan als nasleep van alle ellende door de keuze van haar vader voor de NSB, en mijn vader het later ook niet stimuleerde, was het denk ik gebeurd. De viool bracht haar alleen nog maar verdriet: een uit elkaar gespatte droom om violiste te worden en pijnlijke herinneringen aan het spelen tijdens de oorlog. Zij heeft op een bepaald moment gekozen om piano te gaan spelen, om toch muziek te kunnen maken, waarbij ze ook niet afhankelijk was, zoals ze zelf vaak zei ‘de piano is net een heel orkest en je hebt er niemand anders bij nodig’. Dat was typerend voor haar. Maar het blijft wel bijzonder dat ze de viool wel steeds heeft bewaard, ook al lag hij ver weggestopt op zolder. Ze kon er dus ook geen afstand van doen.
 
 
Je alterego Else kiest voor de dwarsfluit. Wat doet een kind daarvoor kiezen? Had jij de viool en de piano misschien op een denkbeeldige zolder gestopt?    

De klank van de fluit heeft mij gefascineerd vanaf jongs af aan. Het familieverhaal deed de ronde dat ik vanaf het moment dat ik kon kruipen naar de pick-up kroop als mijn moeder fluitmuziek draaide, zoals de Badinerie van Bach (uit de tweede Orkestsuite) of de partita voor fluitsolo. Dan gaf ik aan dat ik de stukjes nog een keer wilde horen en dan zette ze de muziek opnieuw voor mij op. De klank is me mijn hele leven blijven fascineren, nu ook nog. Ik kan het niet verklaren. Het is iets in het geluid dat me kennelijk intens raakt.

Toen ik de viool had gevonden heb ik wel even geaarzeld of ik er op wilde leren spelen, maar dat heeft niet lang geduurd, onder andere door de reactie van mijn moeder, maar ook omdat ik intens genoot van het fluitspelen. Daarnaast speelde ik trouwens ook piano, maar dat vond ik te ingewikkeld worden om in het boek ook nog te noemen ;-)
 

Een groot stuk van het boek is geschreven vanuit het kind. Was het moeilijk om in het hoofd van Else te kruipen en de bijbehorende verteltoon te vinden?

Ja en nee. In de eerste versies was het hele taalgebruik te kinderlijk. In de beschouwende stukken nam ik geen afstand van de kinderlijke denkwijze en dat was niet goed. Hoe ik dat moest veranderen heb ik bijvoorbeeld ook geleerd door de schrijfcursus. Op een bepaald moment had ik het wel te pakken, dan kon ik echt in het kind kruipen en een moment later kon ik uitzoomen en vanuit een volwassen verteller schrijven. In eerste instantie wilde ik het boek ook laten eindigen bij het eerste deel, wanneer Else achttien is en uit huis gaat. Ik had wel een epiloog toegevoegd, waarin ik terugkeek op het overlijden van mijn moeder, maar hoe verder ik kwam hoe meer ik voelde dat er een tweede deel moest komen waarin Else veertig jaar is en haar ouders dan echt overlijden. Toen heb ik wel een tijd moeite gehad om voor dat deel de juiste toon te vinden. En het was ook veel lastiger om de hele NSB problematiek vanuit een volwassen perspectief te beschrijven, zonder standpunten in te nemen die ik niet wilde of ook maar ergens de schijn op te wekken dat ik achter de keuze van opa gestaan zou hebben.  
Johann Sebastian Bach
Wat het openlijk bespreken van het familiegeheim betreft, heb jij een andere keuze gemaakt dan je moeder. En dat deed je al van jongs af aan. Wat heeft je dat opgeleverd? En zou dat ook voor je moeder een betere weg zijn geweest?

Zodra mensen in mijn leven belangrijk werden moest ik ze het familiegeheim vertellen, anders kon ik niet met ze verder. Dan hield ik voor mijn eigen gevoel iets achter en dat was niet eerlijk. En ze konden me zo maar afwijzen dacht ik, wanneer ze er later achter zouden komen. Ik had dus de erkenning van anderen nodig om er te mogen zijn, naast hen. Eigenlijk kreeg ik altijd vertrouwen terug en verbaasde blikken van ‘zit jij daar nu nog steeds mee? Het was de keuze van je opa, jij bent geen NSB’er’. Ik heb zelf nooit meegemaakt dat ik daarom werd afgewezen, maar de angst daarvoor zat zo diep door alle verhalen en wat ik bij mijn moeder heb gezien. De laatste twee jaar, tijdens het schrijven aan mijn boek, ben ik er steeds meer over gaan praten. Ook met vreemden en niet alleen meer in mijn vertrouwde kring. Dat was spannend en ik ben bang geweest voor afwijzing maar hoe verder ik kwam met het boek, des te meer dat verdween. Ik heb geweldige gesprekken gehad, met vrienden, familie, nieuwe vriendschappen gekregen, een dieper contact met anderen, meer gedeeld met anderen, ook over hun leven en gevoelens. Ook de plaatsvervangende schuld verdween steeds meer. Tot nu toe heb ik ook alleen nog maar positieve reacties gehad en dat voelt fantastisch! Niemand wijst mij of mijn verhaal af op de inhoud! Wie weet komen er nog negatieve reacties, ik hou overal rekening mee, maar ik denk steeds meer dat het wel zal meevallen. Ik krijg dus steeds meer vertrouwen en ik geloof dat de maatschappij open staat voor ook dit verhaal van oorlogsellende. Ik denk dat mijn moeder er ook veel aan gehad zou kunnen hebben wanneer ze er openlijk over had kunnen praten, maar ik denk ook dat het niet mogelijk was voor haar en dat de tijd er voor haar niet klaar voor was. Heel pijnlijk om te beseffen; ik had het haar graag anders gegund! 

De vioolmuziek van Mendelssohn
is onlosmakelijk verbonden
met de hoofdpersonen uit 'De viool van mijn moeder' 
 
In de loop van je leven ben je op zoek gegaan naar antwoorden op tal van vragen. Niet alle mysteries werden daarbij opgehelderd. Hoe is het om met onbeantwoorde vragen te moeten leven? 

Ik heb er vrede mee. Het is niet erg, laat ook maar een mysterieus waas blijven bestaan over bepaalde zaken, dat is ook wel mooi. De overledenen hebben ook recht om iets van hun geheimen te behouden. Ik heb al zo zitten wroeten in hun bestaan…
 

Lezers worden wel eens geconfronteerd met het begrip ‘misplaatst schuldgevoel’. Dat gebeurt ook in dit boek. Heb jij door je persoonlijke ervaring en de visie van je therapeut inzicht gekregen in het mecanisme van dit zeer belastende gevoel? En kun je er vanaf geraken? 

Ik ben door het schrijven van het boek mijn misplaatste schuldgevoel steeds verder kwijt geraakt. Ik had het boek niet kunnen schrijven als ik niet al heel veel had verwerkt, maar het lijkt wel alsof het nu bijna helemaal verdwenen is. Ik denk dat een misplaatst schuldgevoel ontstaat door het principe van loyaliteit; als kind ben je loyaal aan je familie, je bent afhankelijk en je wilt je verbonden voelen met je naasten. Als je dan merkt dat belangrijke mensen om je heen iets hebben gedaan dat je helemaal niet begrijpt, waarvan je ziet dat het anderen heeft pijn gedaan en waar je bang voor bent op twee manieren: 1. zou ik het zelf ook kunnen doen en 2. welke konsekwenties heeft het nu nog voor mij, dan kan je er in worden meegesleurd. Ik heb gemerkt dat je afstand moet nemen om het te kunnen verwerken. Echt afstand nemen betekent ook loslaten en voor een deel afscheid nemen en dat is pijnlijk, omdat het er even op lijkt of je die geliefde afstoot. Dat is ook gebeurd door het schrijven van het boek, en eerder door therapie. En het leuke van afscheid nemen is dan ook weer dat alles daardoor eigenlijk weer dichterbij komt, maar dan op een volwassen wijze. Je kunt nog best van iemand houden ook al heeft hij of zij dingen gedaan die je afkeurt. Als je je maar blijft realiseren dat dat niet jouw keuze is geweest, zoals bij mij: mijn opa heeft de keuze voor de NSB gemaakt, ik niet. En hij blijft in mijn herinnering de lieve opa waar ik van hield toen ik klein was.

Stadsschouwburg De Oosterpoort in Groningen,
waar Yvonne van den Berg verantwoordelijk is voor de programmering © Wutsje
 
Heb je de indruk dat je familiegeschiedenis je kijk op de wereld (je persoonlijke en de grote) beïnvloed heeft? 

Ik denk het wel, maar ik vind dat ook moeilijk te zeggen omdat het verleden van jongs af aan bij mij was. Ik denk wel dat ik steeds beter heb geleerd om genuanceerd te kijken en niet snel te oordelen. Situaties hebben zo veel verschillende kanten en ik heb geleerd me in te leven in meer kanten dan alleen maar de eerste die zich aandient.
 

Muziek heeft in het boek en daarbuiten een troostend effect. Hoe vind je je eigen troostmuziek? Is dat een subjectieve aangelegenheid of ken jij stukken of componisten die daar van nature beter geschikt voor zijn? 

Ik denk dat het persoonlijk is. Men zegt wel dat Bach altijd troostend kan zijn, maar ik vraag me dat af. Alleen als je geraakt wordt door zijn muziek, die ook nog eens zoveel aspecten in zich heeft. Ik kan me ook voorstellen dat mensen helemaal gek kunnen worden van zijn ingewikkelde structuren. Ook wordt Mozart snel gezien als helend, maar dat is ook persoonlijk en subjectief. De werken die ik in mijn boek noem zijn voor mij allemaal van groot belang. Het fluitkwartet van Mozart heeft zo’n schoonheid in zich, dat ik iedere keer weer diep geraakt ben als ik het 2e deel hoor. Zo ook met Syrinx van Debussy. Maar het is bij mij ook wel verbonden met bepaalde periodes waar ik me in bevind. Soms is het Mozart en kan ik helemaal uit mijn dak gaan van een bepaalde opera, dan is het een suite van Bach die ik helemaal grijs draai, en dan weer de kleurrijke impressionisten. Maar ook wel populaire muziek. Iedereen heeft wel muziek die verbonden is aan bepaalde gebeurtenissen; de eerste verliefdheid, een belangrijk besluit in je leven, een plotseling overlijden. Wanneer je dan later weer de muziek hoort die verbonden is aan die gebeurtenis voel je weer de emotie die zich toen aandiende. En dat blijft. Het is iets ongrijpbaars dat tegelijkertijd fascinerend is en daardoor zo boeiend dat het in ieder geval mij mijn hele leven bezig zal houden.
 

 
 

24 oktober 2013

Ariejan Korteweg

 
 
Vanuit je leunstoel een land bereizen is een buitengewoon interessant alternatief voor trips die je zelf niet kunt maken. Doe je dat aan de hand van een scherp kijkende en zwierig formulerende auteur, dan mag je je best bevoorrecht noemen.
 
In Surplace neemt Volkskrantjournalist Ariejan Korteweg je mee naar een maatschappij die, in weerwil van de mondialisering en het aankloppen van ongenode gasten aan de landsgrenzen, met al haar kracht vasthoudt aan het verleden. Het is de neerslag van zes intense correspondentschapsjaren in Parijs.
 
In al zijn ernst en diepgang is dit een swingend Frankrijkboek!
 

'Meer kruisbestuiving tussen politici enerzijds
en wetenschappers en denkers anderzijds
kan in Nederland helpen afstand te nemen van de waan van de dag.'


Nederlandse banden met Frankrijk lopen meestal via vakantiebestemmingen in de Provence of de Ardêche. De interesse is zelden cultureel of politiek. Wat deed jou besluiten om er je vakdomein van te maken?

Het correspondentschap is de mooiste journalistieke plek. En correspondent in Frankrijk is voor mij het summum. Omdat je er alle genres kan beoefenen, een variëteit aan onderwerpen kan aanpakken en tegelijk zelf veel wijzer kan worden. En omdat Nederlanders inderdaad weinig weten van Frankrijk, maar er doorgaans wel graag heengaan, valt er veel uit te leggen.
 

Bij het lezen van Surplace stel je geschokt vast dat een opiniepeiling van Le Monde heeft uitgewezen dat liefst 87% van de ondervraagden verlangt naar een ‘echte’ leider. Is de ‘zonnekoning’ niet machtig genoeg in hun ogen?

De Fransen willen dat de president zijn rol met verve vervult. Hij heeft de macht, laat hem die ook gebruiken en door zijn taakopvatting ook een voorbeeldrol vervullen – dat is de redenering. Sarkozy op zijn beste momenten deed dat, Hollande is meer een Noord-Europese politicus, die altijd naar breed draagvlak zoekt.

Kasteel van Chenonceau aan de Loire: getuige van een groots verleden
 
In interne maatschappelijke conflictsituaties zijn Fransen geen consensuszoekers. Harde confrontaties zijn een terugkerend beeld. Spelen ze internationaal wel een bemiddelende rol?
 
De Fransen zijn niet van nature conflictbelust, geloof ik. Het dagelijkse leven verloopt tamelijk kalm. De conflicten, op straat en in het parlement, hebben een sterk ritueel karakter. Dat heb je niet bij internationale conflicten, die vaak eenmalig zijn. Dan ligt bemiddelen meer voor de hand. Ze hebben na de VS de grootste diplomatieke dienst. Maar ook dan gaan ze conflicten niet uit de weg, denk aan Libië of Mali.

  
Eén van de behoudsgezinde reflexen van de Fransen is het conserveren van de taal (met de hulp van strenge, gezaghebbende instituten, wetten…). Denk je dat de invloed van de nieuwe Fransen, via de straattaal, tegen te houden is? Ter vergelijking: het woord toko staat in Van Dale.

Dat hou je – gelukkig – nooit tegen. Het argot, de straattaal van een vorige generatie, heeft ook veel sporen nagelaten. Maar de officiële erkenning komt met veel meer vertraging dan in Nederland. Ik vind de Van Dale altijd vrij snel reageren op nieuwe woorden.
 

Filosofen maken deel uit van het maatschappelijk debat, komen zelfs bij de president over de vloer. Dat is opmerkelijk. Is dat een geplogenheid die geëxporteerd mag worden?

Dat hangt maar helemaal van de filosofen in kwestie af. Maar meer kruisbestuiving tussen politici enerzijds en wetenschappers en denkers anderzijds kan in Nederland helpen afstand te nemen van de waan van de dag.

Het motto van de Republiek

Hoe kijken Fransen uit de vroegere kolonies en de overzeese gebieden (Martinique, Guadeloupe…) tegen de identiteit van het land aan? Brengen zij, ondanks de assimilatiedruk, een andere manier van denken mee?

Ze brengen lichtheid mee, ritmische muziek, die de ‘gallische’ Fransen amper hebben. En een met kolonialisme en slavernij beladen verleden, dat drukt op hun huidige situatie. Zowel in sociaal als economisch opzicht staan ze op achterstand. Frankrijk heeft amper gekleurde parlementariërs, burgemeesters of grote ondernemers. Kleine troost: ex-tennisser en zanger Yannick Noah is al vele jaren de meest geliefde Fransman. De Caribische eilanden liggen in economische zin aan een staatsinfuus. Aimé Césaire, dichter en politicus, heeft wat dat betreft veel Fransen de ogen geopend.


President Hollande schafte de schoolbeurzen voor kansarme leerlingen af. Je zou verwachten dat een rechtse partij zo’n maatregel neemt. Moeten we, om dat te begrijpen, de tweede peiler van het devies Liberté, égalité, fraternité erbij halen?  

Zo is het. Al is in dit geval de gelijkheid gebruikt als alibi voor pure bezuinigingsdrift.
 

Wanneer gaan de Fransen inzien dat ze geen wereldmacht meer zijn? Daar lijken ze erg blind voor te zijn.

Zodra ze dat inzien, zijn ze geen Fransen meer. Dat geloof in het eigen belang is bepalend voor het zelfbeeld.
 
Protest tegen proefboringen naar olie en gas in Zuid-Franrijk

Wat klopt er van het gerucht dat Qatar (nu al eigenaar van voetbalclub PSG) zou willen investeren in de licht ontvlambare banlieues? En is dat een reden om ongerust te worden?
 
Alles wat Qatar doet moet je met een zekere argwaan bekijken. Het blijft een mini-dictatuur met grote ongelijkheid. Ze willen zoeken naar talenten in Seine-Saint-Denis, de noordelijke banlieues van Parijs. Omdat daar veel moslims wonen, en omdat ze ambitieuze mensen nodig hebben voor hun eigen projecten.

 
Je hebt het terecht over de sobere Franse boekcovers, omslagen die niet om aandacht schreeuwen. Vind je dat wij daar een voorbeeld aan moeten nemen? En ben je tevreden met het voorplat van Surplace?

Afgelopen weekeinde was ik voor het eerst sinds m’n vertrek weer in een Parijse boekwinkel. En ik vond het een verademing, de rust van die neutrale omslagen. Had Surplace daartussen gelegen, dan zou het er heftig uitknallen. Maar op de Nederlandse en Belgische markt moet je nadrukkelijker van je laten horen. Ik vind de omslag zeer geslaagd. Hij geeft z’n geheimen niet meteen prijs, maar versterkt wel het onderwerp. En wat vind jij?
(De Scriptor vindt hem sober en kleurrijk tegelijk. Hij mag er best zijn!)

Bij het Franse straatbeeld hoort een boulangerie © Julia Jackson

De warme bakker en de plaats die het eten algemeen inneemt wordt eer aangedaan in dit boek. Maar wat is een tradition?

Je hebt de baguette en de tradition. Allebei langwerpige broden, niet bedoeld om lang te bewaren. De baguette is het gewone stokbrood, de tradition is donkerder, van beter meel, iets korter en ook wat duurder – en lekkerder.

Lees hier de recensie van Surplace

 

9 oktober 2013

Anita Nair


 
De stem van Anita Nair kun je gerust eerlijk en echt noemen. Ze is trouw aan India, loyaal aan haar stad Bangalore, stelt corruptie en andere misstanden aan de kaak, dringt door in de diepere lagen van de menselijke identiteit… en schrijft liefdevol over de Indiase keuken. In haar verhalen wisselen ratio en zintuigen elkaar af.

Na een aantal niet-spannende romans komt ze nu met een misdaadboek - De wreedheid van het hart -, een Westers concept waaraan ze een geheel eigen interpretatie geeft. Ook voor een thriller geldt dat lezen een beetje reizen is!


‘Ik wilde de onderbuik van een stad,
die doorgaans gekend is als modieuze IT-hoofdstad, aan de wereld tonen.’
 
 
Je hebt een hele reeks romans geschreven, verder ook essais, reisverhalen en poëzie. Nu is er een misdaadroman. Verken jij graag de verschillende literaire genres?

Ja. Omdat ik zo ontzettend van schrijven geniet, zie ik het niet als werk maar benader het met de gretigheid uit de tijd waarin ik mijn stem ontdekte. Maar ik geraak snel verveeld wanneer ik dezelfde dingen moet doen. Om de adrenaline op peil te houden probeer ik dus te experimenteren met thema’s en genres.   
 
 
Vergt het schrijven van een thriller andere vaardigheden dan het schrijven van een niet-misdaadroman? En heb je er evenveel voldoening uitgehaald als uit je eerdere werk?

Ja. Omdat ik altijd literaire fictie heb geschreven en de psychologische whodunit thriller een nieuw genre voor me was, was dit anders voor mij. De wreedheid van het hart vroeg om een andere benadering dan mijn overige boeken. Anders dan bij literaire romans, worden thrillers gestuurd door tijdschema’s en actie en bijgevolg is het makkelijk om fouten te maken. Terwijl ik het tempo erin probeerde te houden, moest ik opletten dat ik niets weg gaf. Het bedenken van afleidingsmanoeuvres is trouwens een kunst op zich. 

Om de personages niet op karikaturen te laten lijken, moesten ze bovendien met een fijne pen uitgewerkt worden. En hun dialogen moesten helder en natuurlijk klinken, niet als ingewikkeld erudiet proza. Maar De wreedheid van het hart daagt ook het conventionele krimi-canon uit. Enerzijds heeft het alle stylistische elementen van de literaire roman. Anderzijds wordt het gestuurd door het handelsmerk van de misdaadliteratuur. In tegenstelling tot Unlike The Better Man, Ladies Coupe, Mistress (De Minnares - uitg. Signatuur) or Lessons in Forgetting (Wanneer de cyclonen komen - uitg. Signatuur), is De wreedheid van het hart een liniair verhaal. Daarnaast is het ook een roman die het leven van mensen volgt maar op een ondubbelzinnige manier. Misschien onderscheidt het boek zich, in de eerste plaats, van het populaire genre door de sociale dimensie.   
 
Gemotoriseerde riksja in Bangalore
© Peter Richmond
Heb jij je afgevraagd wat je kunt toevoegen in termen van stijl, thematiek, karakters, details… aan het Westerse model van de misdaadroman?

Deze roman is ondergedompeld in Bangalore en begint in de eerste nacht van de Ramadan om te eindigen met het Feest van Maria. In de loop van deze 38 dagen ontvouwt zich de actie. Protagonist inspecteur Borei Gowda onderzoekt een reeks stadsmoorden die op het eerste gezicht geen verband houden met elkaar… behalve dat alle slachtoffers mannen zijn en op eenzelfde manier vermoord zijn. Toch is hij niet erg populair en moet hij, tijdens zijn speurtocht, strijden tegen de apathie van beleidsmensen. 

Er zijn veel verschillen maar die zijn louter cultureel van aard. Toch zijn er twee dingen die inspecteur Gowda echt anders maken dan de Westerse misdaadhelden.

Het eerste is dat de inspecteur niet gelooft dat gerechtigheid uiteindelijk zal geschieden. Dat hij de crimineel wellicht wel zal vatten maar dat het gerechtelijk systeem de zaak eindeloos in behandeling zal houden en misschien wel zal seponeren. Toch houdt inspecteur Gowda vol omdat hij hoopt dat het deze keer wel lukt, dat bureaucratie en corruptie het voor één keer niet zullen verpesten.  

Ten tweede zijn de meeste Westerse misdaadhelden eenzaten, volledig vervreemd van hun familie. Inspecteur Gowda is dat nauwelijks, hij heeft nog steeds een band - met zijn vader, zijn broer en diens familie, zijn vrouw en zoon -, berust niet in de status van eenzame man. In zijn hart is hij nog steeds heel erg een familieman.

Vliegerwinkel in India
Gowda en Santosh behoren tot dezelfde kaste. Welke is dat? Welke plaats heeft die in de maatschappij? En welke sociale gevolgen zijn hieraan verbonden? 

Gowda en Santosh behoren tot de Gowda-kaste. Gowdas zijn een opperkaste met een militair verleden. Ze zijn, politiek gezien en in aantal, een dominante groep. Het spreekt dus vanzelf dat de Gowdas in de staat Karnataka doorgaans een sterke politieke invloed hebben en erg aan elkaar hangen.
 

Heeft de onbetrouwbaarheid van gezagsdragers, die zowel in dit boek zit als, bijvoorbeeld ook, in het actuele onderwerp van groepsverkrachtingen, te maken met het kastesysteem?

Niet echt. Het kastesysteem heeft erg weinig te maken met onbetrouwbare autoriteiten of verkrachtingen door bendes. Voor de ene is corruptie de oorzaak, voor de andere is het sexuele frustratie.


Is de marginale situatie van transgenders, zoals ze beschreven wordt in De wreedheid van het hart, gegrepen uit de Indiase werkelijkheid?  

Ik heb geschreven over een bepaalde groep waarover we erg weinig weten, zelfs in India. Transgenders zijn een zichtbaar fenomeen in de Indiase samenleving. Dat ze bestaan en deel uitmaken van de gemeenschap is iets waarmee elke Indiër vertrouwd is. Toch hebben ze weinig rechten en worden minachtend behandeld. Het is jammer dat ze niet meer respect krijgen. De meesten van hen zijn onontwikkeld en zullen nooit een baan kunnen vinden in de gevestigde maatschappij.

God Ganesha, beschermheilige van reizigers

Voor Europeanen is de relatie tussen Hindoegoden en gelovigen vrij onbekend. Wat kun je ons daarover vertellen? En is het gebruikelijk dat mensen geloven dat de kracht van die goden in hen kan overgaan, zoals je personage Ravikumar doet? 

De relatie tussen Hindoegoden en gelovigen is een erg persoonlijke. De meeste Hindoes kiezen een godheid uit als beschermengel. Ze smeken zijn zegen af, vragen om hen te helpen in moeilijke maar ook in doorsnee tijden. Wat de vrouwelijke goden betreft, is er een wijdverbreid geloof in de mogelijkheid dat zij in het lichaam van de gelovigen kunnen plaats nemen en zich via hen tot de wereld kunnen richten. Dat gebeurt niet zo vaak maar vaak genoeg zodat mensen, wie het overkomt, het fenomeen kunnen begrijpen. 
 

In het nawoord bedank je Naseer Ahmed, ‘voor de fantastische avondwandeling door de wijk Shivaji Nagar in Bangalore’. Wat was daar zo bijzonder aan? 

Omdat de roman voortgestuwd wordt door de personages en het plot, heb ik voor de eerste keer ook de stad als karakter gebruikt… Twintig jaar lang heb ik door de smalle straten van Sivaji Nagar gereden, langs winkels die alles verkochten van noten over grendels tot auto-onderdelen, oude kranten, vlees, groenten, fruit, bloemen, kleren en schoenen... Ik heb er meer als een nieuwsgierige toerist rondgekeken dan met de berekende blik van een schrijver. Maar op die bepaalde avond had ik een gevoel van voorbestemdheid. Was het de vluchtige geur van vlees dat klaargemaakt werd of sjofel geklede kinderen proevend van suikerspinnen of was het de ondergaande zon die in een ruit reflecteerde? Op dat moment dacht ik aan het Londen van Dickens: ‘The amount of crime, starvation and nakedness or misery of every sort in the metropolis surpasses all understanding.’ 

Ik wilde de onderbuik van een stad, die doorgaans gekend is als modieuze IT-hoofdstad, aan de wereld tonen. Bangalore is erg cosmopolitisch en heeft veel grootstedelijke kenmerken. De stad vertegenwoordigt een levensstijl die snel is en dingen doet gebeuren. Maar er is ook het verborgen Bangalore. Achter de technocraten en grote merken, café latte’s en joggers, schuilt er nog een stad waarover bijna niet geschreven is en dat is wat ik geprobeerd heb te vangen, zelfs te verheerlijken. Maar dat kon ik niet alleen doen. Naseer bood zich aan als escort en zo wandelden we langs de Ramadan-markt van Sivaji Nagar die opengaat om 10 uur ’s avonds en tot in de vroege uurtjes doorgaat. Hoewel het niet veilig is om daar ’s avonds laat alleen rond te lopen, zou een middernachtelijke wandeling het verschil maken, niet alleen wat mijn ingesteldheid betrof maar ook voor het schrijven het boek. Om niet op te vallen heb ik me zelfs anders gekleed en als een moslima mijn hoofd bedekt. Omdat ik geprobeerd heb om op te gaan in de omgeving en Naseer in die wijk bekend is, zag niemand mij als een indringer of een prooi.  
 

Jij hebt er blijkbaar voor gekozen om in India te blijven wonen, hoewel je in het Engels schrijft. Veel collega’s van je doen dat liever vanuit Groot-Brittannië of de VS. Hoe is dat voor jezelf en hoe wordt daarop gereageerd in je land?

Ik zou niet ergens anders kunnen leven dan in India. Er is dus nooit twijfel geweest. Ik denk dat het voor mijn landgenoten niets uitmaakt. Maar het maakt een groot verschil voor mijn belangrijkste lezers, zij die in India wonen. Ze lezen mijn werk in het besef dat ik schrijf over een levend, ademend India en niet een land dat doordrenkt is van nostalgie.  
Papadum hoort bij Indiase maaltijden
Er wordt erg veel gegeten in dit boek. Zegt dat iets over jou of over de Indiase cultuur? 

Ik denk dat de focus op eten en voedsel te maken heeft met beide, met wie ik ben als persoon en met de Indiase samenleving. Ik heb een grote fascinatie voor voedsel (zowel wat lezen, schrijven, koken als eten betreft). Daarnaast denk ik ook dat er in onze samenleving evenveel aandacht wordt besteed aan eten als aan religie. In de diverse Indiase talen is, na de begroeting, de vraag of je al gegeten hebt, één van de eerste die gesteld worden. Die drukt betrokkenheid uit en belichaamt het besef dat het goed gaat met iemand die gegeten heeft of op het punt staat te gaan eten.