22 oktober 2012

Kor de Vries


Kor de Vries

Als je een boek uitkiest, dan kijk je naar de auteur, de titel, het achterplat en misschien de cover... maar hoogst zelden naar de naam van de vertaler die in kleine lettertjes gedrukt staat, ergens binnenin.
Toch zorgt deze man of vrouw er in grote mate voor dat het boek lekker wegleest, ontroert, thrillert of een tongue-in-cheek-ervaring uitlokt.
Daarnaast lezen vertalers ook boeken om ze te beoordelen op geschiktheid voor de Nederlandstalige boekenmarkt.

De hoogste tijd, dus, om het vakmanschap en beroepsplezier van de vertaler in beeld te brengen!

Kor de Vries vertaalt uit het Deens naar het Nederlands. Zijn werk is te vinden bij grote uitgeverijen als Prometheus, Contact, De Arbeiderspers, Nieuw A'dam, De Geus, De Boekerij... Lezers van Jussi Adler-Olsen, Helle Helle, Leif Davidsen, Carsten Jensen... hebben een groot stuk van hun leespret aan hem te danken!


De 'Serie Q' van Jussi Adler-Olsen
© Kor de Vries
 
1. Lezers kennen zelden de naam van de persoon die ervoor zorgt dat ze hun favoriete boeken in de eigen taal kunnen lezen. Vind je dat ook onterecht? En hoe zou je vertalers meer aandacht kunnen geven?

Ach, ik weet niet of het woord ‘onterecht’ hier op zijn plaats is. Dat lezers de naam van een vertaler van een boek vaak niet kennen, neem ik niemand kwalijk. Ik zou het kwalijker vinden als ze zich de naam van de schrijver niet kunnen herinneren. Zelf kijk ik wel altijd naar de naam van de vertaler, dat geef ik direct toe, maar dat komt omdat dit me interesseert en met mijn eigen vak te maken heeft.

De vertaler wordt altijd vermeld in het boek, als het goed is zelfs twee keer, want dat staat in een Nederlands standaardcontract. Bij recensies in kranten en tijdschriften wordt in de regel ook de naam van de vertaler vermeld. Dus degene die wil, kan zien wie de vertaling heeft gemaakt. Misschien is het te vergelijken met klassieke muziek waarvan je weet wie de componist is, maar niet de uitvoerende(n).

Wat mij de laatste paar jaar wél is opgevallen, is dat er uitgeverijen zijn die in hun brochures en/of op hun websites niet meer de naam van de vertaler vermelden. Dat vind ik jammer.


2. Jij vertaalt uit het Deens. Televisie-of dvd-kijkers kennen de Deense klanken, bijvoorbeeld, uit kwaliteitsreeksen als Borgen en The killing. Ik vind het een taal die niet mooi klinkt. Waarom voel jij je aangetrokken tot het Deens?
 
Ha! Jij vindt het een taal die niet mooi klinkt. Weet je hoe vaak ik heb gehoord van mensen uit andere landen die vonden dat het Nederlands zo lelijk klinkt? Ik had op de middelbare school een leraar Frans, die Frans sprak als een native speaker en die was getrouwd met een Française en nogal verfranst was, en hij kon er slecht tegen als hij hoorde dat mensen Frans zo mooi vonden klinken, en ‘romantisch’. Hij zei dan: “Ze zouden eens moeten weten hoe vreselijk Frans óók klinkt, als mensen ruziën, elkaar uitschelden en voor rotte vis uitmaken.” En hoeveel mensen hebben niet een afkeer van het Duits, dat ‘niet om aan te horen’ is, terwijl anderen (waaronder ik) het een prachtige taal vinden?

Aan de andere kant is het een feit dat het Deens weinig ‘gearticuleerd’ is, met andere woorden een taal die niet duidelijk wordt uitgesproken, als je het vergelijkt met bijvoorbeeld Zweeds of Italiaans, waardoor het een nogal mompelend karakter heeft. Daarnaast kent het Deens niet veel zinsmelodie en klinkt het vrij vlak, iets dat het Deens trouwens gemeen heeft met het Nederlands(!).

Rådhuspladsen, Kopenhagen
© Stefan Martens

3. Waar liggen voor een vertaler Deens-Nederlands de struikelblokken?

Pfieuw, daar vraag je me wat. In eerste instantie vroeg ik me af of er wel specifieke struikelblokken voor het Deens bestaan die niet vergelijkbaar zijn met problemen bij het vertalen uit een andere taal. Toch schoten me opeens een paar dingen te binnen waar je bij het Deens goed op moet letten. 
 
Ten eerste: het verschil in het gebruik van de verleden tijd. In het Deens wordt soms een onvoltooid verleden tijd gebruikt waar in het Nederlands een voltooid tegenwoordige tijd normaal is, en andersom. Ook wordt de voltooid tegenwoordige tijd in het Deens gebruikt om een bestaande situatie aan te duiden die wij met een tegenwoordige tijd weergeven.
(Een voorbeeld: Wij vragen iemand 'hoe lang woon je hier al?', terwijl een Deen vraagt 'hoe lang heb jij hier al gewoond?')

Ten tweede: krachttermen en vloeken. In het Deens wordt veel vaker gevloekt dan in het Nederlands, ook in uitspraken en in situaties waarin wij dat niet doen. Als je dat één op één zou overnemen werkt dat helemaal verkeerd, en ook veel te‘zwaar’. Dat moet je aanpassen.
 
Ten derde: de constructie met twee werkwoorden verbonden door ‘en’. ‘Han står og kigger’ (letterlijk: hij staat en kijkt) of ‘hun ligger og sover’ (letterlijk: ze ligt en slaapt). Dit is in het Deens heel gebruikelijk, maar zoals je ziet is dat in het Nederlands raar. In het eerste voorbeeld kun je kiezen voor ‘hij staat te kijken’, maar ook dat kan afhankelijk van de context nog vreemd in de oren klinken en soms kun je dan beter kiezen voor het eenvoudige ‘hij kijkt’.
 
Ten vierde: het gebruik van ‘en’ aan het begin van de zin. In het Deens is dat eerder regel dan uitzondering, in het Nederlands niet. Daar moet je dan een oplossing voor bedenken.

4. Hoe zou je het aanbod van de Deense literatuur omschrijven?
 
Een lastige vraag. De detective- en thrillergolf uit Scandinavië lijkt voorlopig nog niet op te houden, dus ook uit Denemarken komen nog steeds veel, geslaagde en minder geslaagde, van dit soort verhalen. Daarnaast is er een waaier aan schrijvers en titels van allerlei soort, die ik moeilijk in een paar zinnen kan samenvatten.
 
Nykøbing Sjælland, natuurreservaat
© Stefan Martens
5. Jussi Adler-Olsen is een héél populaire auteur, ook in de Lage Landen. Hoe was het om hem te vertalen? En vind je het fijn om je met een reeks rond terugkerende personages bezig te houden? 

In een woord: geweldig! Je voelt het plezier dat hij zelf heeft gehad bij het schrijven. Hij heeft een goede mix van spanning, maatschappelijke betrokkenheid en humor, en de combinatie van de wat dwarse Carl Mørck en zijn mysterieuze Syrische helper Assad is echt een vondst! Ik merk het ook bij de lezers van serie Q die bijna niet kunnen wachten tot het nieuwe deel verschijnt, omdat ze méér willen weten over deze personages.

 
6. Wat vertaal je liever: misdaad of andere fictie? En is er tussen de vertaalde boeken één dat je op een bijzondere manier bijblijft?
 
Het liefst een combinatie van beide. De laatste jaren heb ik alle vier delen van Jussi Adler-Olsens serie Q vertaald, plus een oudere thriller van hem die nog niet in het Nederlands was verschenen, en dan is het heerlijk om tussendoor met het minimalistische proza van een schrijfster als Helle Helle bezig te zijn, een auteur die met weinig woorden een groot effect weet te bereiken.

Een heel bijzonder boek vond ik de roman Wij, de verdronkenen van Carsten Jensen: een prachtig epos over de opkomst en ondergang van het Deense Marstal als zeevaartstad. Het verhaal strekt zich uit van 1848 tot 1945, van de uitbraak van de eerste Deens-Duitse oorlog tot het einde van de Tweede Wereldoorlog, en het brengt de lezer de hele wereld over, terwijl het eveneens een inkijk geeft in het leven in Marstal, dat onlosmakelijk is verbonden met de handelsschepen en met de zeelieden die vaak weg zijn en soms niet terugkeren, maar toch alom aanwezig zijn.
 
7. Wanneer kijk je blij terug op een vertaling?

Dat kan op verschillende momenten zijn. Bijvoorbeeld wanneer de redacteur van de uitgeverij een terugkoppeling van de corrector doorstuurt dat hij of zij zo heeft genoten van de vertaling. Maar ook wanneer ik het ‘echte’ boek in huis krijg, als de vertaling een concrete vorm heeft gekregen, of als het in de winkel ligt.

Het allermooist vind ik het wanneer een mooi boek goed wordt ontvangen en goed loopt, want dat betekent dat je de lezers er een groot plezier mee hebt gedaan.


8. Wat klopt er van het idee dat er veel verloren gaat bij een vertaling, hoe goed die ook wordt gedaan?

Oei, het is lastig om daar in een paar woorden iets over te zeggen. Er verandert zeker iets wanneer je een tekst vertaalt. Dat geldt ook voor goede vertalingen. Je hebt te maken met taal die wordt gebruikt om een bepaalde bedoeling over te brengen en dat meestal doet vanuit een andere culturele context, met andere associaties. Als vertaler probeer ik als kenner van de taal en de cultuur die bedoeling zo goed mogelijk over te brengen. Dat er iets ‘verloren’ gaat, heeft mijns inziens evenzeer te maken met de (ontbrekende) kennis van de lezer over juist die context. Dus ja, er gaat wel iets verloren, maar voor een lezer van een vertaling is er ook altijd sprake van een verrijking.

Bij deze gelegenheid wil ik meteen de mythe doorprikken dat je een werk eigenlijk in de oorspronkelijke taal zou móeten lezen, omdat dit per definitie beter zou zijn. Als ik voor mezelf moet spreken denk ik dat ik bijvoorbeeld veel meer heb kunnen genieten van Michel Houellebeqs De kaart en het gebied of Mark Haddons Het wonderlijke voorval met de hond in de nacht in vertaling dan wanneer ik deze werken in het Frans respectievelijk Engels zou hebben gelezen. Er zijn natuurlijk allerlei redenen te bedenken waarom je een boek in de originele taal kunt lezen, bijvoorbeeld om de kennis van die taal bij te spijkeren of op peil te houden, of omdat je van de taal houdt, maar om het te doen omdat er bij een vertaling iets belangrijks verloren zou gaan, vind ik pretentieus.

Nykøbing Sjælland, haven en vakantiewoningen
© Stefan Martens

9. Een schrijver heeft een redacteur die het beste uit hem probeert te halen. Is er ook iemand bij wie de vertaler terecht kan als hij vragen of twijfels heeft?

Dit zijn voor mij twee verschillende dingen. Wie het beste in mij probeert naar boven te halen tijdens het vertalen weet ik niet. Ik denk dat ik dat zelf ben, hoe raar dat misschien ook klinkt. Als je jezelf serieus neemt als vertaler, dan ben je niet zo maar tevreden met het resultaat. Het is, net als bij schrijven, schaven en schuren aan een tekst totdat je denkt: ja, zo is het goed, zo klopt het. Hoewel ik daar meteen aan toevoeg: ja, zo is het goed, en tóch... Een lichte twijfel blijft, omdat het altijd anders kan. Lezers realiseren zich wellicht niet dat een vertaalde roman of thriller het eindproduct is van een onnoemelijke reeks beslissingsmomenten, keuzes, heroverwegingen en van het bekijken en uitproberen van alternatieven.

Bij vragen of twijfels over de interpretatie overleg ik regelmatig met de auteur zelf, voornamelijk via e-mail. Mijn ervaring is dat zij dat als prettig ervaren en het daarbij interessant vinden: er komen dingen aan de orde die zij zich niet hebben gerealiseerd tijdens het schrijven, of ze komen erachter dat bepaalde formuleringen soms niet goed doordacht zijn, juist door de vragen die ik stel: Ook komt het voor dat ik als vertaler op fouten stuit in het origineel. Feiten die onjuist zijn, een chronologie die niet klopt, grammaticale missers, een woord of een zinsdeel dat ontbreekt, spelfouten en ga zo maar door. Daarvan breng ik de auteur op de hoogte, zodat het bij een eventuele volgende druk kan worden gecorrigeerd.

Verder overleg ik met andere vertalers. Met collega’s uit Nederland, maar ook met buitenlandse. Dat is bijvoorbeeld handig als je aan hetzelfde boek werkt, of als je kunt overleggen met iemand die het werk waarmee je bezig bent al in zijn of haar taal heeft vertaald.

Vóór mijn vertaling naar de uitgever gaat, laat ik die eerst nog lezen door een of twee personen, meestal een collega-vertaler. Bij de uitgeverij kijkt er vervolgens een redacteur naar, en als de tekst ‘gezet’ is door een zetter is er doorgaans nog een correctieronde door een (externe) corrector, en uiteindelijk mag ik zelf de eerste drukproef nog een keer doornemen om de laatste dingen te wijzigen.

 
10. Hoe moeilijk is het om voldoende (interessant) vertaalwerk te vinden?

Tot dusver is dat (nog) geen probleem geweest, maar toch merk ik ook dat er in de uitgeversbranche iets is veranderd. Men is voorzichtiger geworden, lijkt het wel. Er is meer voor nodig om een redacteur te overtuigen van het belang en/of de kwaliteit van een werk. Daarbij kunnen verkoopcijfers in Denemarken en verkoop van het werk aan andere landen helpen, maar dat is, naast mijn aanbeveling of enthousiasme, niet altijd voldoende om de uitgever over de streep te trekken. Nu hebben zij natuurlijk rekening te houden met factoren die ik niet ken of niet kan overzien, en uiteindelijk nemen zij de beslissing of iets wel of niet wordt uitgegeven.

De website van Kor de Vries

 

17 oktober 2012

Mieke de Loof

In de spiegelende achtergrond
zie je de Weense figuren uit de boeken van Mieke de Loof
© Liesbeth Kuipers
 
Vlaamse misdaadauteurs die zich niet laten verleiden tot het 'veraspen' van hun romans, zijn zeldzaam. Dat zegt iets over de schrijvers maar ook over de lezers.    

Mieke de Loof is zo'n witte raaf. Ze schrijft intelligente en tegelijk toegankelijke boeken. Het enige dat ze vraagt, is dat je met haar meegaat naar de boeiendste periode uit de Weense geschiedenis: het fin-de-siècle. Kort geleden verscheen het vierde deel uit de 'Ksaveri-cyclus', plots met een spionerende en zielenknijpende jezuïet in de hoofdrol. Je kunt het saaier bedenken.

Het Wenen van rond 1900 blijkt zoveel gezichten te hebben dat er zich voor elk nieuw deel heel andere invalshoeken aanbieden: extreme strekkingen in de kerk en in de politiek, grensverleggende kunstenaars, vrouwen die het pad naar emancipatie effenen, commotie tussen ethnische groepen en sociale lagen... 
De spanning komt vooral uit het menselijk tekort, enerzijds, en het engagement van sommigen, anderzijds. Moed botst met lafheid, gekonkel met morele rechtlijnigheid. 
 
De opvallendste personages van Mieke de Loof zijn onafhankelijk van geest, mensen met een rechte rug. Het kan niet anders of de bezieler van deze figuren heeft een verhaal om voor te gaan zitten... 
 

'Nu ik het ambacht beter beheers,
dring ik mijn personages niets meer op.'

Je verhalen spelen tegen de achtergrond van het Weense fin-de-siècle. Denk je dat dat een boeiende tijd was om als kunstenaar of denker mee te maken? Of wordt die periode eerder geïdealiseerd?

Het Weense fin-de-siècle was een laboratorium van nieuwe ideeën, die Europa nu nog beïnvloeden. Nergens vond je zo een concentratie van potentieel in de kunsten, in de wetenschap en in het denken als toen. Kunstenaars en denkers ontmoetten elkaar in koffiehuizen en staken elkaar aan met hun creativiteit. Kunstmatige scheidingen tussen wetenschap, kunst, politiek en filosofie werden daar opgeblazen. Daarom is het Weense fin-de-siècle het ideale achterdoek voor mijn verhalen.

Ik denk niet dat die periode geïdealiseerd is omdat het als kunstenaar ook niet vanzelfsprekend was om je eigen weg te gaan. De Weense burgerij was conventioneel en werd niet graag geprovoceerd. In Wenen was het gevaarlijk je kop boven het maaiveld uit te steken. Denken we maar aan Mahler en zoveel anderen die letterlijk uit Wenen werden verdreven.

De schrijver Peter Altenberg, vaste klant van Café Central,
nu vereeuwigd © Scriptor
 
Heb jij lievelingsplekken in die stad? En kun je ook genieten van de koffiehuizen waar die hemelbestormers met elkaar in debat gingen?

Het geeft een heerlijk gevoel om in Café Central, bij het bestellen van een Pharisäer(koffie met rum) te beseffen dat je misschien aan hetzelfde tafeltje zit als Lenin, Freud, Klimt of Schiele, een eeuw geleden.

Ook de pas gerestaureerde Steinhof Kirche, een kerk in jugendstil van Otto Wagner, is een magische plaats. Ze speelt een cruciale rol in mijn tweede Ignatzroman, Labyrint van de waan, die over katholiek fundamentalisme gaat.

Een andere lievelingsplek is het Wienerwald, de groene long rond Wenen. Daar ’s morgens, heel vroeg, wandelen en herten betrappen die dromerig aan de rand van een mistsliert staan, zijn momenten om nooit meer te vergeten.

De Karlsplatz... een beetje Rome
© Scriptor
 
Hofrat von Recht in 'Wrede schoonheid' doet zijn naam niet veel eer aan. Wat weet jij van het Habsburgse Rijk als rechtstaat? Staatshoofden als Maria Theresia en haar zoon Jozef II stonden bekend als ‘verlicht’.
 
Maria Theresia en Josef II werden inderdaad als 'verlicht' beschouwd, maar keizer Franz Joseph die van 1848 tot 1916 aan de macht was, was allesbehalve ‘verlicht’. Hij verafschuwde de telefoon, de auto, de schrijfmachine en elektrisch licht. Tot het einde van zijn bewind werd de Hofburg met petroleumlampen verlicht. Zijn verkalkte opvattingen op politiek en economisch gebied zorgden ervoor dat de ontwikkeling van het Habsburgse Rijk stagneerde. Het voordeel van die sclerose was dan wel dat de Weners die verandering wilden hun toevlucht zochten bij de kunst en de wetenschap.
 

Ik heb nooit over die periode in termen van spionnen gedacht. Waar hielden lui als Ksaveri zich in werkelijkheid mee bezig? Of is dat eerder een fictie-element?

Wenen was (en is nog altijd) een stad waar spionnen zich thuis voelen. Op de grens tussen Oost- en West-Europa, vlakbij Rusland, ligt het heel strategisch en is de stad een geliefde en luxueuze ontmoetingsplaats voor internationale politici, bankiers en handelaars. Vele ‘zaakjes’ worden daar beklonken.

Ignatz is een jezuïet en geheim agent. Als ik dit aan jezuïeten vertel vindt niemand van hen dit een eigenaardige combinatie.

Het Dachau-monument in de Michaelerkirche,
een bescheiden eerbetoon aan de joodse Weners
© Scriptor
 
Als je kijkt naar de grote namen van die tijd, dan kom je tot de conclusie dat de joden heel nadrukkelijk aanwezig waren. Welke bedenkingen heb je daarbij? En heb je je fictieve personage, Ignatz Ksaveri, ook een joodse naam gegeven?

Ignatius van Loyola is de stichter van de jezuïeten en Xaverius was een medebroeder en vriend van Ignatius. Ksaveri Ignatz is dus een door en door katholieke naam. Ik laat hem wel in de Judengasse wonen. Een knipoog naar de lezer.

Het is wel juist dat er toen veel joden leefden in Wenen. Meestal waren het niet praktiserende joden of joden die zich bekeerd hadden tot het protestantisme of het katholicisme. Ze behoorden tot de burgerij en ze droegen de Duitse cultuur hoog in het vaandel. Deze ‘westjoden’ keken neer op de zogenaamde ‘oostjoden’, die Jiddisch spraken, arm waren en door pogroms uit Rusland waren verdreven.
 

De Weense joden zouden ook zeer actief zijn geweest in linkse politieke bewegingen en partijen. Hebben zij daarvoor een prijs betaald bij de grote afrekening voor en tijdens WOII?

Het klopt dat joodse intellectuelen heel actief waren in linkse politieke bewegingen en partijen en dat zal zeker een rol gespeeld hebben bij het toenemende antisemitisme in het Derde Rijk. Maar waarschijnlijk ging het – zoals zo vaak in de geschiedenis – om een samenspel van factoren. In Europa zijn er altijd antisemitische onderstromen geweest. Na de beurscrach van 1873 maakte men van de rijke joden, joodse bankiers en joodse grootindustriëlen de zondebok. Hun rijkdom stak de ogen uit. Maar ook de massale joodse immigratie uit Rusland– in amper twintig jaar tijd verdubbelde het inwonersaantal van Wenen van 1 000 000 naar 2 000 000 – de hoge werkloosheid, de toenemende ongelijkheid en de woningnood maakten van de nieuwkomers, de ‘oostjoden’, ideale zondebokken.
 
Een knus hotelletje in het Wienerwald
© Scriptor
 
In je laatste boek zit veel van je eigen politieke engagement, heb ik de indruk. Is Mieke de Loof iemand die vindt dat ze af en toe op de barricaden moet staan? 

Af en toe op de barricaden staan is niet slecht. Je moet je zaak wel weten te kiezen. Kernwapens de wereld uit helpen is voor mij prioritair. Naast schrijven.


Ben je op je ontdekkingstocht door Wenen ook Karl Krauss, de scherpe cultuurcriticus die streed tegen oorlog en domheid, tegengekomen? En zou dat geen interessant personage zijn om eens mee te nemen in een boek? Als ik het goed inschat, ben je nu dicht bij de Eerste Wereldoorlog gekomen in de Ksaveri-cyclus.

Hoe kan je het raden, Maryse. Karl Kraus, die meester in het ontmaskeren, wordt inderdaad een van mijn volgende historische figuren. Hij fulmineerde in een goddelijke taal tegen alles wat naar hypocrisie rook en was bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog zo geschokt door het patriottisme van zijn landgenoten dat Die Fackel, zijn eenmansblad waarvan ik hier op mijn schrijfkamer een paar exemplaren heb liggen, een half jaar lang niet verscheen. Hij schreef aan het onovertroffen Die letzten Tage der Menschheit, een vlijmscherpe aanklacht tegen de oorlog. In zijn inleiding schrijft hij dat het een tragedie was die tien avonden zou beslaan en was toebedacht voor een theater op Mars omdat theaterbezoekers van deze wereld niet bestand zouden zijn tegen de gruwel die erin beschreven wordt.
 
De verste vleugel van de Hofburg
© Scriptor
 
Ksaveri en ook Wolf laten zich vaak leiden door maxime's, uitspraken van denkers, zoals de Spaanse jezuïet Balthasar Graciàn. In 'De vijand van binnen' heeft Ksaveri zelfs boeddhistische wijsheid uit China meegebracht. Horen er ook maxime's bij je eigen leven?  

Zoals Ignatz heb ik, overal waar ik ga, een klein boekje bij me. Het zijn de maximes van de zeventiende-eeuwse jezuïet Balthasar Graciàn. Zijn gedachten en wijsheden helpen me om op een zo integer mogelijke manier te leven. Om, zoals Graciàn het zelf zegt, beter te kunnen (over)leven in een corrupte maatschappij. 
 

Elisabeth, de zielsverwante van Ksaveri, voelt zich thuis in 'de wereld van de feiten, rationele bewijzen en onbetwistbare logica, veel meer dan in de wereld van de intuïtie'. Is die zin ook van toepassing op jou? En, zo ja, speelt je dat parten bij het schrijven van fictie?

Ik voel me thuis in ‘de wereld van de feiten, rationele bewijzen en onbetwistbare logica’, dat klopt. Maar meer en meer voel ik me ook thuis in de wereld van de intuïtie. Voor mij is elke roman een sprong in het onbekende. Overgave. Ik moet mijn zorgvuldig voorbereide research dan loslaten, mijn personages in moeilijke situaties brengen zodat ze voor verscheurende keuzes staan en erop rekenen dat ze zich, in al hun complexiteit, zullen uitspreken. Alleen zo kan mijn lezer zich tot hen verhouden.

In het begin van mijn schrijversloopbaan hield ik me te veel vast aan het rationele schema dat ik vooraf van mijn verhaal had gemaakt. Gaandeweg, nu ik het ambacht beter beheers, dring ik mijn personages niets meer op. Ik duw hen niet in een schema maar laat hen – op hun hoogsteigen manier – in de wereld staan en laat hen reageren op die wereld. Zei de Nobelprijswinnaar Harold Pinter niet dat je de integriteit van een schrijver kan afmeten aan de mate waarin die zijn personages respecteert?

 

4 oktober 2012

Linda Jansma


Geluk is geen bron voor creativiteit. Het bedenken en in de huid kruipen van een meeslepend personage kun je alleen als je eigen ziel een paar deuken en schrammen heeft opgelopen.

Het is geen toeval dat de romanfiguren die Linda Jansma neerzet zoveel diepgang en overtuigingskracht hebben. Het leven dat achter haar ligt is een parcours met hindernissen: langdurige ziekenhuisopnames en bijbehorend alleen zijn, een verbiedende moeder en een baan waarbij de muren op haar afkwamen.

Maar net als haar verzonnen karakters is ook zij een overlever.


En hebben haar persoonlijke ervaringen geleid tot de maatschappelijke betrokkenheid die ook in haar nieuwste boek 'Houvast' weer nadrukkelijk aanwezig is? Misschien wel...


'In ieder geval zijn er inmiddels leraren die mijn boeken gebruiken
voor een vorm van voorlichting.'
 
Je hebt nu drie boeken gepubliceerd. Zowel Caleidoscoop als Tweestrijd als Houvast draaien om een maatschappelijke kwestie: loverboys, huiselijk geweld en bendepraktijken van de ergste soort.
Zijn er nog andere sociale pijnpunten waarover je je opwindt?
 
Er zijn aardig wat sociale misstanden die aandacht verdienen.
Kindermishandeling, misstanden in de zorg, illegale tewerkstelling, dierenmishandeling, noem maar op. Of ik me daar echt over opwind… het is meer dat ik vind dat er meer aandacht aan besteed moet worden en wie weet welke punten ooit nog in mijn boeken worden aangekaart.


Hoe reageren lezers op die aanpak? Vinden ze dat engagement een pluspunt voor een boek? Voelen ze zich betrokken?

Eigenlijk heb ik daar nog nooit een gerichte reactie op gehad. Wel heb ik door proeflezers regelmatig de opmerking gehad dat ze het mooi vinden dat ik bepaalde onderwerpen aansnij, omdat er vaak weinig over bekend is. Blijkbaar vinden ze het toch wel prettig om erover te lezen. Of ze zich erbij betrokken voelen… dat denk ik wel.

In 'Houvast' gooien jonge whizzkids hoge ogen
© dancingmango
In 'Houvast' spelen kinderen een grote rol. Onfortuinlijke maar ook zondagskinderen. Zijn kinderen moeilijker hanteerbare personages dan volwassenen… hun rol, de dialogen…?

Kinderen zijn van nature vrij onvoorspelbaar is mijn ervaring. Stel ze een vraag twee keer met een tussenpoze van een dag en ze kunnen op twee heel verschillende manieren reageren. Dat voorspelbare verdwijnt meestal met het ouder worden. In die zin is het dus best moeilijk om van een kind een geloofwaardig personage te maken, vooral ook omdat elk kind weer op een heel eigen manier praat. Woordkeus, zinsbouw. Ik hoop in ieder geval dat de kinderen die in Houvast een rol spelen geloofwaardig op de lezers overkomen.


In dit boek zit meer actie. Heb je bewust je terrein wat verlegd? En wat heb je in dit verband ontdekt over schrijftechniek en/of je eigen talent?

Ik heb graag dat een boek toegankelijk is voor zowel mannen als vrouwen. Caleidoscoop, mijn eerste, is zo’n boek. Mijn tweede boek Tweestrijd is meer een boek voor vrouwen, en hoewel ik dat met heel veel plezier geschreven heb, vind ik het schrijven van wat meer actie nét iets leuker. Alhoewel ik daarmee niet garandeer dat ik nooit meer een psychologische thriller schrijf. 
 
Timmy, de Westie van Linda
© Linda Jansma
Deze keer heb je ook je liefde voor honden en je kennis van deze viervoeters verwerkt. De hond die de show steelt is een Westie maar het is niet zomaar een Westie…

Houvast bevat veel dingen uit mijn eigen verleden. Personages, gebeurtenissen, en ja, ook de westie. Ik heb vijftien jaar lang een westie gehad, Timmy. Hij heeft model gestaan voor de westie in Houvast. Net zoals de andere hond in het verhaal, Cody, die gebaseerd is op de hond van een vriendin. Beide honden leven helaas niet meer. Met Timmy had ik een heel speciale band. Hij had zware epilepsie, die later veroorzaakt bleek te worden door kunstmatige toevoegingen in zijn eten. Hij overleed twee dagen nadat ik Caleidoscoop afrondde. Vandaar ook dat ik dat boek aan hem heb opgedragen.


In Caleidoscoop zit héél veel woede, niet alleen bij Janine maar ook bij Mischa. Die heeft te maken met allerlei vormen van verlies. Kun je je goed in dit soort gemoedstoestand verplaatsen?

Waarschijnlijk wel. Dat is ook wat een goede vriendin van mij wel eens gezegd heeft. Blijkbaar kan ik me in veel situaties inleven en daardoor emoties goed onder woorden brengen. Ik probeer altijd om die emoties niet uit de bocht te laten schieten, want de grens tussen emoties en drama is zo overschreden.


De laatste jaren is het fenomeen van de loverboys, vooral in Nederland, breed in de media geweest. Heeft dat een positief effect gehad... alertere ouders, beleidsmaatregelen?

Ja, ik denk wel dat er een alertere houding is ontstaan. Of dat echt leidt, of heeft geleid tot andere, betere beleidsmaatregelen is echter de vraag. Wel is er meer behoefte ontstaan aan voorlichting en dat is duidelijk te merken aan de hoeveelheid voorlichtingsbijeenkomsten er georganiseerd wordt door bijvoorbeeld de Stichting Stop Loverboys Nu. Scholen en diverse andere instellingen kloppen steeds vaker bij hen aan om informatie te verstrekken en jeugd voor te lichten over loverboys.

 
Dat huiselijk geweld geen verweg-verschijnsel is, heb je zelf kunnen vaststellen. Ik duid natuurlijk op het bericht over je vriendin dat op je site staat.
Wat zijn je bedenkingen daarbij?

Huiselijk geweld komt veel meer voor dan men denkt. Het blijft alleen altijd achter de voordeur. Niemand weet wat zich daar allemaal afspeelt. En als men het wel weet, dan zwijgt men vaak. Het wordt tijd dat mensen durven ingrijpen. Of op zijn minst melding durven maken als ze vermoeden dat vrienden, kennissen, buren of soms zelfs familie (broer, zus) in een gewelddadige relatie verstrikt zijn geraakt. Misschien dat het taboe dan eindelijk eens wordt doorbroken.


Denk je dat een boek als Tweestrijd een vrouw kan bewegen om een gewelddadige relatie te beëindigen? Of op z'n minst iemand in vertrouwen te nemen?

Dat is wel waarop ik hoop. Dat ze beseffen dat ze niet de enige zijn, dat het niet normaal is om in zo’n situatie te leven. Of het daadwerkelijk vrouwen zal aanzetten die stap te nemen, weet ik niet, maar nogmaals: dat hoop ik van harte.

 
Waarom heb je gekozen voor twee verschillende vertelperspectieven?
Op mij had die keuze in elk geval effect (zie recensie)...

Het verhaal van Hanna is geen vrolijk verhaal. Soms kan dat teveel van de lezer vergen. De lijn van Sonja tussendoor is dus behalve een tweede verhaallijn ook als een soort rustpunt bedoeld, waarin de lezer kan “bijkomen” van alle ellende die Hanna meemaakt. Zo hoopte ik een evenwicht te creëren.
 

In beide boeken spelen vrijheid en onvrijheid een opvallende rol. Zijn dat grote thema's in je leven? En zit je sturende moeder daar voor iets tussen?

Ik ben een voorstander van vrijheid in de breedste zin van het woord. Of mijn moeder daar invloed op gehad heeft zou best kunnen, maar dan wel onbewust. Mijn moeder kon heel slecht loslaten, waardoor ze teveel en te krampachtig ging vasthouden. Dat stukje van haar herken ik ook wel in mezelf: ik kan moeilijk loslaten, maar probeer daar tegenover niet om alles dan maar stevig vast te houden. Houden van is loslaten en al doet dat soms pijn, het is belangrijk om niet altijd jezelf op de eerste plaats te zetten.
 
 
Je hebt zelf geen makkelijk levensparcours afgelegd. Helpt dat om je in slachtoffers in het algemeen te verplaatsen?

Misschien wel. Eerlijk gezegd heb ik daar nooit zo bij stilgestaan. Voor het schrijven van mijn boeken probeer ik altijd mensen te vinden die in eenzelfde situatie hebben verkeerd als de personages in mijn boeken en ik streef er ook naar om die mensen persoonlijk te spreken. Zo kan ik mij beter verplaatsen in wat zij hebben meegemaakt.


Je boeken lijken heel geschikt voor de leeslijst van scholieren. Geraken ze daar op?

Dat hoop ik wel, natuurlijk. In ieder geval zijn er inmiddels leraren die mijn boeken gebruiken voor een vorm van voorlichting. Tijdens de boekpresentatie van Tweestrijd stond er ineens een vrouw naast mijn tafel, die vertelde dat ze lerares op een middelbare school was en dat ze mijn boeken in de klas gebruikte om haar leerlingen te waarschuwen. Ze had Tweestrijd gekocht en een al eerder gekocht exemplaar van Caleidoscoop bij zich en vroeg me in beide boeken een boodschap voor haar leerlingen te zetten. Dat maakt me toch wel trots en ik hoop dat mijn boeken haar leerlingen het inzicht geven zulke dingen nooit te laten gebeuren.
 
De website van Linda Jansma