6 mei 2013

Magnus Montelius

© Stefan Holm
Telkens weer komen er misdaadauteurs uit Zweden die een hoog niveau halen en eigenzinnig zijn. Magnus Montelius is één van hen.
 
In zijn debuutroman, het Koude Oorlog-verhaal De man uit Albanië, legt hij een wereld bloot waarin individuen als pionnen verschoven worden op het schaakbord van de internationale politiek. Maar ook op een lager maatschappelijk niveau worden machtsspelletjes gespeeld en komen personages te voorschijn die, tegen de achtergrond van de jaren ’60, orakelen over idealen maar als puntje bij paaltje komt, in het beste geval, saloncommunisten zijn en, in het slechtste geval, hun ziel verkopen.

Wat heeft een water- en milieudeskundige gemeen met internationale spionage uit een ander tijdperk?

 
"Als iemand een verhaal leest over de Koude Oorlog, verraad, moord, oplichterij… en denkt: ‘Dit is net het Antwerpse postkantoor in de tijd dat ik er werkte!’, dan is de schrijver in zekere zin geslaagd in zijn opzet."


Bij het lezen van je cv valt onmiddellijk op dat je een man van de wereld bent. Je woonde in Afrika en Latijns-Amerika, je was vaak in Oost-Europa… Wat hebben die ervaringen met jou als persoon gedaan? 

Ik ga ervan uit dat reizen en leven in het buitenland in tal van opzichten de grootst denkbare invloed hebben gehad op mij als persoon. Toen ik 19 was, reisde ik vier maanden lang dwars door Indonesië en logeerde bij families in dorpjes. Toen ik op een avond in een sarong op de veranda zat, nippend aan een thee and luisterend naar de krekels, besloot ik voor een loopbaan te kiezen die me in staat zou stellen om overal ter wereld te werken. Daarna keerde ik naar Zweden terug om voor scheikundig ingenieur te studeren. 
 
Terwijl ik nog studeerde, werkte ik een zomer lang in Hongarije, toen nog een door de Sovjets gecontroleerd land. Mijn thesis ging over de behandeling van afvalwater in de sloppenwijken van Manila. Uiteindelijk werd mij een baan aangeboden bij de VN in Afrika. Daarna woonde ik drie jaar in Latijns-Amerika en kreeg ik opdrachten in Oost-Europa en de voormalige Sovjetrepublieken.
 
De invloed van dit soort ervaringen ligt niet alleen bij het zien van veel fascinerende landen, hoewel dat ook fantastisch is, maar vooral bij het werk dat ik doe. Dat brengt me bij alle lagen van de bevolking. Soms ben ik ‘s ochtends in sloppenwijken en bij vuilnishopen, wissel ik van schoenen in de auto en ga ’s middags uitleg geven bij burgemeesters en ministers.
 
Overal ter wereld mensen van allerlei pluimage ontmoeten heeft een levendige interesse voor anderen bij me opgewekt. 

Rijstvelden op Bali © Alain Bachellier

Je hebt een wetenschappelijke achtergrond als water- en milieudeskundige. Wat boeit jou in die vakgebieden?

Hoewel wetenschap en engineering mijn oorspronkelijke achtergrond vormen, werk ik rond zaken die mensen mischien niet als zuiver wetenschappelijk beschouwen. Kort gezegd ben ik expert in het verstrekken van universele basisvoorzieningen zoals zuiver water, sanitair en vuilnisophaling, in hoe je dat organiseert en financiert in armere landen, in hoe weinig bemiddelde mensen daar toch toegang toe kunnen krijgen. Mijn werk draait vooral rond management en overheidsbeleid, dingen die mij fascineren. Ik denk dat je kunt stellen dat ik een sector gevonden heb waarin ik mijn opleiding als ingenieur kan combineren met mijn passie voor het begrijpen van mensen en samenlevingen.



Toch heb je ook veel aanleg voor taal en literatuur. Welke plaats nemen die in je leven in? En heb je de taal en toon voor je fictiewerk snel gevonden?
 
Ik ben altijd een gepassioneerde lezer geweest; ik denk dat je dat moet zijn als je schrijver wil zijn. Als je veel leest heb je toegang tot een parallelle wereld van mensen en ervaringen die je anders onthouden zou worden. Lezen verbreedt je horizon. Toen mijn dochter klein was, ben ik een tijdje thuis gebleven. Van haar twee uur durende schoonheidsslaapje maakte ik gebruik om alle kortverhalen van Somerset Maugham te lezen. Op die manier bracht ik korte tijd door met over de wereld te reizen en koloniale bestuurders te ontmoeten in het Malakka van de jaren ’20. Als ze wakker werd keerde ik terug naar de realiteit… wat ook erg leuk was.   

Wat mijn fictiestem betreft, die was al tot op zekere hoogte aanwezig in de eerste versie. Toch herschreef ik ze een tiental keer vooraleer ik ze aan de uitgever voorlegde. Het was dus hard werken geblazen! Om stijl en compositie te oefenen schreef ik tegelijkertijd kortverhalen.
Hotel Moskva in Belgrado

Voor De man uit Albanië koos je, onder meer, een Oost-Europese setting. Uit welke kennis en ervaring haalde je de elementen die daarvoor nodig waren?

Zoals ik al zei heb ik vaak gewerkt in Oost-Europa, in de voormalige Sovjetrepublieken en de Balkan. Het ging daar vooral om opdrachten die te maken hadden met water- en afvalbeheer bij de omschakeling naar een post-socialistische staat. Die ervaring heeft mijn interesse in het communistische tijdperk nog doen toenemen.  

De scène in het Moskva-hotel in Belgrado schreef ik op precies dezelfde plek. Ik heb ook internationale cursussen gegeven die me een uitgebreid netwerk van vrienden in de Balkan hebben opgeleverd, mensen aan wie ik uitleg kon vragen. Dat was erg nuttig. Hoe dan ook, heel wat klassieke research, zoals het lezen van boeken over Albanië onder het communisme enz., was evenzeer noodzakelijk.  

Albanië in revolutionaire tijden © JAFerrisIII

Een ander belangrijk thema is het linkse activisme van de jaren ’60 en hoe sommigen dat ideeëngoed verruilden voor een leven van status en materieel gewin. Is dat iets waarover in je familie wordt nagepraat of heb je die inspiratie elders gehaald?
 
Het is moeilijk te zeggen waar de inspiratie vandaan kwam maar mijn opvoeding zorgde voor veel kennis uit de eerste hand. Mijn grootouders van moeders kant waren communisten en bovendien erg loyaal aan Moskou. Mijn grootvader was parlementslid en mijn grootmoeder voorzitter van de Zweeds-Sovjet-Russische vereniging. Mijn ouders hebben elkaar leren kennen in Clarté, een links georiënteerde organisatie waarop ‘mijn creatie’ Veritas min of meer geënt is. Hoe dan ook, ik deelde nooit hun overtuiging, wel integendeel. Al op jonge leeftijd rebelleerde ik er fel tegen. Ik denk dat die ervaringen mij een goed uitgangspunt bezorgden om De man uit Albanië te schrijven, een inkijkje, zonder iets persoonlijks te moeten verdedigen of rechtvaardigen.     

Maar het verhaal is niet gebaseerd op mijn familie en haar geschiedenis. Bij het creëren van de motieven van mijn personages en het gebruiken van allerhande details uit die periode, kon ik natuurlijk putten uit mijn persoonlijke ervaring maar ik heb mijn familieleden uit de roman gelaten. Omdat ik niet wilde dat ze het verhaal beïnvloedden, nam ik een weloverwogen beslissing om de familiedossiers van de geheime dienst niet in te kijken terwijl ik nog aan het schrijven was. Pas toen ik de definitieve versie aan de uitgever voorlegde, deed ik een poging om de dossiers van mijn vader en grootvader in te kijken. Hoe dan ook, de meeste pagina’s van na ’49 waren, om veiligheidsreden, leeg (ik kreeg blanco exemplaren)… helaas. Mijn grootvader had 12 dossiers (zo’n 2000 pagina’s), mijn vader een dossier van 200 bladzijden. Per toeval en per vergissing zag ik toch een gedeelte van de achtergehouden pagina’s (lang verhaal…). Die hielden onder meer een verslag in van de anonieme politiebron Zorba over het huwelijk van mijn ouders… nogal hilarisch! Maar, zoals ik al zei, heeft dit alles mijn boek niet beïnvloed.
De dossiers van de Zweedse veiligheidsdienst
over Magnus' grootvader
© Magnus Montelius
 
In plaats daarvan is de achtergrond van het verhaal gebaseerd op doorgedreven research van open bronnen, bijvoorbeeld een groot officieel onderzoek naar de activiteiten van de Zweedse geheime dienst, de memoires van voormalige werknemers van die dienst, onderzoeksjournalistiek enz. Om de politieke overtuiging van de Veritas-groep juist te krijgen, heb ik ook elk onderwerp in het blad Clarté tussen 1959 en 1963 gelezen (daarvan heb ik trouwens ook een scène gemaakt in het boek: die met Natalie Petrini in de bib.).
 

Je bent scherp voor gezagdragers: academici, politiechefs, mediabazen… Heeft dat te maken met je eigen ervaringen of met het volgen van de actualiteit?

Net als de meeste schrijvers, veronderstel ik, baseer ik motieven en emoties van personages op dingen die ik gezien heb of ervaren heb. Dat moet je op die manier doen omdat je dat psychologische aspect lijfelijk moet kunnen voelen, en dat laatste is een voorwaarde om het correct te verwoorden.

 
In het thrillerplot nemen deze ervaringen diverse vormen aan. Maar carrièredrang, lafheid, conformisme en verraad zijn universeel. In de context van een misdaadboek worden deze fenomenen uitvergroot of krijgen ze een opwindender betekenis en omdat je ze zowat overal kunt vinden, worden lezers meegesleept. Als iemand een verhaal leest over de Koude Oorlog, verraad, moord, oplichterij… en denkt: ‘Dit is net het Antwerpse postkantoor in de tijd dat ik er werkte!’, dan is de schrijver in zekere zin geslaagd in zijn opzet. Ik overdrijf hier een beetje, maar je begrijpt wel wat ik bedoel. 
 
Wat sommige details betreft, zoals wat er gebeurt met journalisten die problemen hebben met hun redacteuren of wat de Zweedse politie en geheime dienst van elkaar denken, is het vooral een kwestie van research. 

Als ik stil sta bij je vraag, denk ik ook dat mijn belangrijkste kritiek niet zozeer over de mens achter de superieuren gaat, maar eerder over het ontwrichtende effect van de macht zelf. Politieke thrillers en spionageromans gaan uiteindelijk over het fenomeen ‘macht’ (En ik heb een zwak plekje voor mensen die weigeren de spelletjes te spelen die succes en invloed opleveren, mensen zoals Meijtens en Jakub Bem die onafhankelijker zijn dan goed voor ze is.) 
     
Landschap in Albanië © Rob Hogeslag
Anders dan je Zweedse collega’s heb je gekozen voor een spionageplot. Wat trekt jou aan in die wereld en kun je over zo’n gesloten milieu voldoende informatie vinden voor een geloofwaardig verhaal? 

Dat fascineert me zolang ik me kan herinneren. Ik ben begonnen met het lezen van spionagefictie toen ik een jonge tiener was, maar ging me snel interesseren voor de echte spionageverhalen. Meer in het bijzonder was er de zogenaamde Cambridge five, een waargebeurd verhaal dat mij voor een stuk geïnspireerd heeft, afgezien van het feit dat het om een andere tijd en een ander land gaat. Met het oog op mijn spionagefictie is dit een fantastische manier om zowel politieke als persoonlijke relaties te verkennen: verraad, loyaliteit en intrige.

Er zijn natuurlijk grenzen aan wat je kunt onderzoeken in de wereld van de spionage. Maar, zoals ik al zei, had ik het geluk dat er, een aantal jaar geleden, in Zweden een uitgebreide officiële studie is gemaakt van het functioneren van de geheime dienst tijdens de Koude Oorlog. Dat was een zeer nuttige informatiebron.

 
In de tijd van de Koude Oorlog was het gebruikelijk om de tactiek van de desinformatie te hanteren! In je boek toon je aan dat deze methode het werk van de pers bemoeilijkt. Heb je de indruk dat overheden ook nu nog gebruik maken van het opzettelijk ventileren van onwaarheden om de publieke opinie te sussen?

Ja. In het geval van Zweden, denk ik, dat de tweeslachtige rol die we gespeeld hebben in de tijd van de Koude Oorlog iets is dat veel burgers graag begraven zien worden. Ik ben ervan overtuigd dat hoog geplaatste mensen toen gespioneerd hebben. Op dit moment zouden bestuurders er wellicht alles doen om het verhaal te kop in te drukken, net zoals het in mijn boek beschreven wordt. Kortom, ik vind dat allemaal aannemelijk.   
 
Als Belgische was ik verrast te lezen dat er een type Zweed bestaat dat, op basis van uiterlijke kenmerken, Waals genoemd wordt. Dat zouden nazaten van migranten zijn. Wat weet jij van die migratie? 

De geschiedenis van de Walen in Zweden is interessant. Zij kwamen in de 17de eeuw naar Zweden omdat hun vaardigheden gegeerd waren bij het ontwikkelen van de productie van ijzer. Adellijke ondernemers brachten hen naar hier. Het waren er niet zoveel maar ze waren erg belangrijk voor de industriële ontwikkeling van het land. 

Maar toch... Het frequent refereren naar Waalse trekken is niet gebaseerd op feiten. De Walen speelden een belangrijke rol in onze geschiedenis, maar ze waren weinig talrijk en door de eeuwen ondergingen we de invloed van nog veel andere volkeren uit continentaal Europa. Voor zover ik het begrijp (ik ben geen expert op dit gebied) zien mensen, die op Sonia Terselius lijken, er niet zo uit omdat ze Waals bloed hebben... hoewel veel Zweden een beetje Waals bloed in hun aderen hebben. (Ik laat trouwens het Rooth-personage mijn scepsis delen wanneer hij zegt: ‘Iets dat soms, kort door de bocht, als “Waalse trekken” omschreven wordt.’). Hoe dan ook, een Zweedse lezer zal deze verwijzing begrijpen en zich een donkerder iemand met continentale trekken voorstellen.    

 
Is het je bedoeling om de onderzoeksjournalisten Meijtens en Petrini mee te nemen naar andere boeken en/of je ervaring met andere culturen te gebruiken? 

Sinds De man uit Albanië gepubliceerd is, heb ik gewerkt aan twee aparte boeken. Het ene is met Meijtens en Petrini en het andere is een thriller die in een ontwikkelingsland speelt. Ik denk dus dat het antwoord ‘ja’ is op beide vragen. 

Eerst had ik geen tweede boek over Meijtens en Petrini gepland maar toen ik het eerste boek af had, voelde ik dat ik niet klaar was met hen. Ik heb sympathie voor beide en ze zijn ideaal om het soort verhalen dat ik wil vertellen, te ontrafelen. Je zult ze terug zien in het volgende boek!

 
Lees hier de recensie van De man uit Albanië    

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten