28 januari 2014

William Shaw


Culturele duizendpoten kijken net iets anders naar de wereld. Zij hanteren meer dan één perspectief en kunnen die invalshoeken samenvoegen tot een nieuw universum. Dat deed William Shaw in zijn misdaaddebuut Lied van een dode. Als zoon van een Ierse immigrantenvader brengt hij zijn kindertijd door in post-koloniaal Nigeria. Terug in Engeland kruist zijn weg die van revolterende sixties-jongeren. 

De man uit Brighton heeft werelden zien veranderen, culturen zien botsen. Hij schrijft over het uit elkaar vallen van levens en maatschappijen, over stuklopende idealen maar ook over het opruimen van discriminatie en andere kortzichtigheid. 
 
 
‘Ik verlies mijn geloof in een karakter dat te gewoontjes is.’
 
Voor je aan deze misdaadroman begon, schreef je non-fictieboeken en journalistieke stukken. Bestaat er enig verband tussen dat eerdere werk en Lied van een dode?
 
Dat mag ik hopen. Ik heb veel geschreven over jonge mensen en populaire cultuur. Die wereld heeft me altijd gefascineerd. Ik heb ook enkele grote verhalen geschreven over geweld, waaronder een non-fictieboek in South Central Los Angeles, waar ik ervaarde hoe groot de invloed van geweld is, niet alleen op de slachtoffers maar ook op de mensen rondom hen. Ik denk dat dit alles verband houdt met deze reeks boeken.
(Noot Scriptor: Lied van een dode is het eerste deel van een drieluik.)


Het boek speelt tegen de achtergrond van de jaren ’60 in Londen. Waarom dacht je dat die invalshoek goed zou kunnen werken in een roman?

Londen is een fascinerende stad. Er zijn andere plaatsen die een grotere culturele uitstraling hebben, maar ik denk dat er geen zijn die zo overladen zijn met cultuur als Londen. En wat plaatsvond in the sixties maakte Londen opnieuw relevant. Elk van ons heeft immers al een beeld van de stad in zijn geest. Dat maakt het makkelijk om daar mensen aan toe te voegen.

Igbo-kunst uit Nigeria
© Sailko

Als je schrijft over een wereld die niet meer bestaat, dan komt daar research bij kijken. Wat leerde je over de politiecultuur van die tijd?

Ik had al een volledige eerste versie af toen een voormalige politievrouw me vertelde dat vrouwen niet met Britse politieauto’s mochten rijden in 1968.

Soms moet je jezelf eens in de arm knijpen. Ik ben oud genoeg om me het racisme en seksisme te herinneren maar de details ervan lijken nu zo absurd. Ik hoop dat de lezers begrijpen dat ik probeer te zeggen dat een deel van de buitengewone culturele revolutie die toen aan de gang was, ons bevrijd heeft van deze gruwel.

En er is nog iets waarin de politiecultuur van die tijd erg verschilde: alle politiemensen woonden samen in politiehuizen en –flats. De cultuur was volledig hermetisch. Een oud-hoofdinspecteur die in die periode in functie was, vertelde me dat alles veranderde toen de huizen en flats verkocht werden. Tot dan was het een wij-en-zij-cultuur. Met die gedachte in mijn hoofd was het makkelijker om van mijn hoofdpersonage een outsider te maken.
 

Aan de ene kant heb je de research, aan de andere kant de vrijheid van de auteur. Op welke manier vind je dat fictie en realiteit zich moeten verhouden in een misdaadboek?

Alles draait om het verhaal. De auteur hoeft geen enkele verantwoordelijkheid te dragen voor de feiten. Maar als je een wereld creëert tegen een echte historische achtergrond, dan moet je erop letten dat de imaginaire wereld niet in tegenstelling is met die andere. Anders wordt het een puinhoop.

Iers buitenleven in Tara © Scriptor
Rechercheur Breen heeft Ierse wortels. Jij ook. Welke kennis heb je kunnen gebruiken voor de culturele achtergrond van dit personage? De openlijke discriminatie tegenover Ieren is trouwens een schokkend element in het boek.

Mijn eigen vader was Iers maar Breens vader is deels gebaseerd op het verhaal van mijn schoonvader, die een Ierse immigrant was. Hoewel hij van een latere generatie was dan de vader van Breen, heeft ook hij in de bouw gewerkt. Mensen als zij konden enkel de vooroordelen incasseren en verder gaan met hun leven. Ik heb veel tijd in Kerry doorgebracht, de plaats waar Breens vader vandaan komt. Ik heb dus de indruk dat ik de achtergrond van dit verhaal wel begrijp.
 

Hoewel Breen jong is, gaat de grensverleggende ‘68-jeugd toch aan hem voorbij. Waarom heb je hem op deze manier getekend?

Omdat dat toen zo was. Echt waar. En ik weet dat het stuitend is maar het is waar. De generatie die volwassen werd voor het eind van de jaren ’60 stapte tussen 18 en 21 jaar in een baan die tot de pensioenleeftijd werd volgehouden. Op hun dertigste gedroegen ze zich als mensen van middelbare leeftijd. Voor deze generatie die geleerd had alles te investeren in een stabiel leven, was het dus beangstigend om jonge mensen te ontmoeten die zeiden: ‘Het hoeft niet op deze manier te gaan.’ 
Boerderij in Devon, de achtergrond van aspirant-rechercheur Helen Tozer 
© John Spivey
Zijn partner Helen Tozer is net als Breen geen doorsnee persoon. Waaraan moet een rechercheduo voldoen om goed te functioneren in een fictieverhaal?
 
Ik ben veel bezig geweest met het schrijven van non-fictie over zo genoemde doorsnee mensen. Daarbij stelde ik vast dat, wanneer je de bovenste laag van iemand afpelt, mensen niet meer doorsnee lijken. Daarom ben ik bang dat ik de andere personages niet apart genoeg maak. Ik verlies mijn geloof in een karakter dat te gewoontjes is.

 
’68 is ook de tijd van de Biafra-oorlog in het zuiden van Nigeria. Voor en na deze afscheidingsoorlog woonde je met je familie in dat gebied. Wat zijn je herinneringen aan die periode?

Ik leefde in een post-koloniale luchtbel. In Enugu beleefde ik de mooiste periode van mijn kindertijd. Het was bizar om zo gelukkig te zijn te midden van zo’n catastrofe.
 
Igbo-meisje aan het strand
© Rosino
Volgens Lied van een dode, noemen de Igbo’s in het zuiden van Nigeria zichzelf ‘de joden van Afrika’. Hoe moet je die definitie interpreteren? 

The Igbo zijn/waren over het algemeen goed opgeleid, erg dynamisch, zeer ondernemingsgezind. Toen Nigeria onafhankelijk werd, bezetten zij heel wat machtsposities wat anderen hen kwalijk namen. Dat leidde tot de pogroms van ’66-’67. Vervolging, pogroms en scherp van geest zijn, zijn elementen die bij sommigen parallellen opriepen met de joden. Maar niemand zou zichzelf, waar ook ter wereld, jood mogen noemen, behalve als hij dat zelf ook is. Ik denk dat Chimamanda Adichie in Half of a Yellow Sun goed aantoont dat het zelfbeeld van de Igbo’s in die tijd neigde naar waangedachten.
 
House of Knives
is het tweede Breen-Tozerdeel.
Lied van een dode zou je een cultureel misdaadboek kunnen noemen. Is dat een genre waar je mee door wilt gaan?

Als er op die manier naar gekeken wordt, dan maakt me dat erg gelukkig. Het volgende boek gaat vooral over de opkomst van de drugcultuur en hoe die zich verhoudt tot de kunst en muziekscene.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten