Bij Humo-lezers met een lange staat van dienst doet de naam Manu Adriaens wellicht een belletje rinkelen: er was een tijd dat hij met grote regelmaat voor het magazine schreef. Als bij een naam ook een gezicht en een levende
stem gaan horen, ontstaat er een nog interessantere band.
Wie op weekdagen in Brussel is, kan de freelance journalist tijdens de middagpauze bij live interviews over boeken aan het werk zien. Manu is een prettige, relaxte gastheer die precies inschat wanneer hij een sturende vraag dan wel een stilte moet inlassen. En uit elke tussenkomst blijkt dat hij weet waarover hij het heeft.
Maar Manu Adriaens is zelf ook auteur. Onlangs verscheen 'Lof der zachtheid', een bundeling citaten over levenswijsheden in een jachtige, materialistische en hufterige tijd.
‘Lof der zachtheid’ is een uitsprakenboek vol geestelijke bagage. Is het een boek met een missie?
‘Ach, wie ben ik om een missie te hebben? Het boek is gewoon
voortgevloeid uit de manier waarop ik al dertig jaar leef. Al die tijd ben ik
journalist. Wanneer is een interview voor mij geslaagd? Als enkele zinnen van
mijn interviewee me zo raken, dat ik
ze achteraf noteer in mijn persoonlijk Notitieboek van Zachtheid en
Waarachtigheid. Daarin schrijf ik ook de vertederende regels op die ik ergens
lees, hetzij in een krant of magazine, hetzij in een boek. Dat alles heb ik nu
in een abecedarium gegoten. Met enige verbeelding zou je het mijn vroegtijdige
geestelijke testament kunnen noemen.’
Opvallend is
de aanwezigheid van de boeddhistische levensbeschouwing. In hoeverre kun je die
in een Westerse maatschappij in de praktijk brengen? En zit die soms het functioneren
hier in de weg?
‘Voor alle duidelijkheid: ik noem mezelf een boeddhist light. Ik mediteer dan wel elke dag een uur, maar ik doe
dat in m’n eentje. Bij groepsrituelen voel ik me namelijk niet echt thuis,
heeft de ervaring me geleerd. En het genot van een goed glas bier of wijn ga ik
me ook niet ontzeggen. Ik vul dat boeddhisme dus op mijn eigen manier in. Dat
is trouwens het leuke van die levensfilosofie. Eén van de kerngedachten is:
“Doe wat volgens je eigen ervaring het best bij je past.” Maar of je nu in het
Oosten of het Westen leeft, een aantal zaken blijven sowieso overeind. Zoals de
vaststelling dat alles in het bestaan veranderlijk en vergankelijk is. En ook
typisch boeddhistisch: hoe meer we verlangen, hoe meer we lijden. Al zeg ik het
zelf: ik ben een vrij sober levend mens.’
Ladakh © Matso |
‘Ik ben nog nooit in het Oosten geweest, hoor. De boeddhistische wijsheid is gewoon op mijn pad gekomen via literatuur. En ik stelde vast dat het gedachtegoed prima bij me past. Ken je trouwens dat gezegde: “Too far east is west”? Als je te lang doorstapt in de richting van het Oosten, kom je weer in het Westen uit... Ik ga me niet bezondigen aan escapisme. Maar ik vind wel dat wij, westerlingen, iets kunnen leren van de oosterse soberheid en minzaamheid.’
Als je er één zou moeten
uitkiezen, welk citaat staat dan het dichtst bij jou?
‘Een
uitspraak van de 19de-eeuwse Amerikaanse filosoof Ralph Waldo Emerson: “Groot is diegene die, te midden van de
menigte, met volmaakte minzaamheid de onafhankelijkheid van de eenzaamheid
bewaart.” Je zult me niet gauw zien op gelegenheden waar veel volk aanwezig
is. In wezen ben ik een einzelgänger, die liever luistert dan praat. Dat komt
me prima van pas in mijn beroep van journalist.’
Johannesklooster op Patmos, sinds eeuwen een spiritueel centrum © Scriptor |
‘De
grootste professionele voldoening is als het gesprek lekker allerlei
onverwachte richtingen uitgaat, waarbij ik er als interviewer toch in slaag het
overzicht te behouden. Ik geef voorzetten aan mijn gast en hij/zij mag gerust scoren.
Ik interview nooit iemand om die persoon klem te zetten. En de persoonlijke
voldoening? Die is er als ik weer een mooie uitspraak heb om te noteren in mijn
Notitieboek van Zachtheid en Waarachtigheid. Hoe langer je journalist bent, hoe
wijzer je in principe wordt.’
Heb je zelf inspraak in de
gasten? En volgens welke criteria worden ze geselecteerd?
‘Aan
de hand van een longlist die ik
opmaak in samenspraak met de Hoofdstedelijke Bibliotheek, bel ik mensen op om
te vragen of ze mijn gast willen zijn. Per seizoen streven we naar voldoende
variatie. Daarvoor zoeken we in diverse milieus: de theaterwereld, muzikanten,
tv-figuren... Ik praat sowieso graag met mannen en vrouwen die een lange staat
van dienst hebben in hun vak. Die hebben de boeiendste verhalen.’
Daarkom, het Vlaams-Marokkaans cultuurhuis aan de Munt |
Hoe bereid je je voor op
deze interviews?
‘Dat
doe ik op een tweevoudige manier. De gast maakt een lijstje op van tien
favoriete boeken; die heb ik niet altijd allemaal zelf gelezen, maar ik moet
natuurlijk op z’n minst weten waar ze over gaan. Het tweede facet is de
achtergrond van de gast: daarvoor neem ik de knipselmap met vroegere interviews
uit de schrijvende pers door.’
Je bent freelance
journalist. Betekent dat dat je een gamma van activiteiten en domeinen
bestrijkt? En voel je je daar prettig bij?
‘In
de jaren tachtig van de vorige eeuw heb ik even in loondienst gewerkt bij de
uitgeverij Roularta. Sindsdien weet ik: loondienst is niks voor mij. Ik
functioneer niet fatsoenlijk in zo’n groepsgebeuren van een redactie, ook al
omdat redacties niet zelden krabbenmanden zijn met grote ego’s. Geef mij maar
de vrijheid, ook om mijn onderwerpen zelf uit te kiezen in plaats van
onderhevig te zijn aan de grillen van een hoofdredacteur. Zoals ik al aangaf:
ik ben een einzelgänger.’
Manu Adriaens in gesprek met Marijke Pinoy 10.05.12 © Scriptor |
Je schreef ook een boek over het Sint-Janscollege
in Meldert waar je gestudeerd hebt. Het heet ‘En we zouden iets van ons leven
maken’. Heb je, tot nu toe, voor je gevoel, iets van je leven gemaakt?
‘Ik leef al dertig
jaar van mijn pen. Dat is iets waar ik als jonge knaap op hoopte. In dat
opzicht ben ik euh... geslaagd. Verdere ambities heb ik nooit gehad. Ik ben een
nuchtere West-Vlaming, die dan ook nog eens gaandeweg boeddhistisch
geïnspireerd is geraakt. En hoe ouder ik word, hoe gelijkmoediger ik me – tot
mijn grote voldoening – voel.’
Interviewen is een vak.
Hoe word je daar goed in? En wanneer ben je er goed in?
‘Het
is heel simpel: je bereidt je zo goed mogelijk voor, maar tijdens het gesprek
zelf moet je je voorbereiding zoveel mogelijk los durven te laten. ’t Is een
kwestie van heel goed luisteren en inhaken op wat je gast zegt. Meer komt er
eigenlijk niet bij kijken.’
Als jij te gast was in ‘De
leeskamer’, welke favoriete boeken zou je dan meebrengen?
‘Het
zouden vermoedelijk allemaal non-fictiewerken zijn. Bij de tien titels zou
alvast zitten: Praktisch verstand van
de Nederlander Theo Kars, een pleidooi voor non-conformisme. En verder zeker
een aantal biografieën. De mooiste biografie die ik de jongste tijd heb
gelezen, is We zien wel!, het
levensverhaal van de Nederlandse zanger Ramses Shaffy, geschreven door Sylvester
Hoogmoed. Shaffy heb ik zelf nog geïnterviewd toen ik freelancer was voor Humo: een van de meest charismatische
figuren die ik in mijn leven heb ontmoet.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten