25 september 2012

Manu Adriaens

 
Bij Humo-lezers met een lange staat van dienst doet de naam Manu Adriaens wellicht een belletje rinkelen: er was een tijd dat hij met grote regelmaat voor het magazine schreef. Als bij een naam ook een gezicht en een levende stem gaan horen, ontstaat er een nog interessantere band.

Wie op weekdagen in Brussel is, kan de freelance journalist tijdens de middagpauze bij live interviews over boeken aan het werk zien. Manu is een prettige, relaxte gastheer die precies inschat wanneer hij een sturende vraag dan wel een stilte moet inlassen. En uit elke tussenkomst blijkt dat hij weet waarover hij het heeft.

Maar Manu Adriaens is zelf ook auteur. Onlangs verscheen 'Lof der zachtheid', een bundeling citaten over levenswijsheden in een jachtige, materialistische en hufterige tijd.
 
'Met enige verbeelding zou je het mijn vroegtijdige geestelijke testament kunnen noemen.’
 

‘Lof der zachtheid’ is een uitsprakenboek vol geestelijke bagage. Is het een boek met een missie?

‘Ach, wie ben ik om een missie te hebben? Het boek is gewoon voortgevloeid uit de manier waarop ik al dertig jaar leef. Al die tijd ben ik journalist. Wanneer is een interview voor mij geslaagd? Als enkele zinnen van mijn interviewee me zo raken, dat ik ze achteraf noteer in mijn persoonlijk Notitieboek van Zachtheid en Waarachtigheid. Daarin schrijf ik ook de vertederende regels op die ik ergens lees, hetzij in een krant of magazine, hetzij in een boek. Dat alles heb ik nu in een abecedarium gegoten. Met enige verbeelding zou je het mijn vroegtijdige geestelijke testament kunnen noemen.’
 

Opvallend is de aanwezigheid van de boeddhistische levensbeschouwing. In hoeverre kun je die in een Westerse maatschappij in de praktijk brengen? En zit die soms het functioneren hier in de weg? 

‘Voor alle duidelijkheid: ik noem mezelf een boeddhist light. Ik mediteer dan wel elke dag een uur, maar ik doe dat in m’n eentje. Bij groepsrituelen voel ik me namelijk niet echt thuis, heeft de ervaring me geleerd. En het genot van een goed glas bier of wijn ga ik me ook niet ontzeggen. Ik vul dat boeddhisme dus op mijn eigen manier in. Dat is trouwens het leuke van die levensfilosofie. Eén van de kerngedachten is: “Doe wat volgens je eigen ervaring het best bij je past.” Maar of je nu in het Oosten of het Westen leeft, een aantal zaken blijven sowieso overeind. Zoals de vaststelling dat alles in het bestaan veranderlijk en vergankelijk is. En ook typisch boeddhistisch: hoe meer we verlangen, hoe meer we lijden. Al zeg ik het zelf: ik ben een vrij sober levend mens.’
Ladakh © Matso
 
Is het nodig om die levensbeschouwing in het Oosten te gaan ontdekken of uitbouwen? Levert dat iets extra’s op?

 ‘Ik ben nog nooit in het Oosten geweest, hoor. De boeddhistische wijsheid is gewoon op mijn pad gekomen via literatuur. En ik stelde vast dat het gedachtegoed prima bij me past. Ken je trouwens dat gezegde: “Too far east is west”? Als je te lang doorstapt in de richting van het Oosten, kom je weer in het Westen uit... Ik ga me niet bezondigen aan escapisme. Maar ik vind wel dat wij, westerlingen, iets kunnen leren van de oosterse soberheid en minzaamheid.’
 
Als je er één zou moeten uitkiezen, welk citaat staat dan het dichtst bij jou?
 
‘Een uitspraak van de 19de-eeuwse Amerikaanse filosoof Ralph Waldo Emerson: “Groot is diegene die, te midden van de menigte, met volmaakte minzaamheid de onafhankelijkheid van de eenzaamheid bewaart.” Je zult me niet gauw zien op gelegenheden waar veel volk aanwezig is. In wezen ben ik een einzelgänger, die liever luistert dan praat. Dat komt me prima van pas in mijn beroep van journalist.’ 
Johannesklooster op Patmos,
sinds eeuwen een spiritueel centrum © Scriptor
We kunnen je negen keer per jaar in Daarkom aan het werk zien. In het kader van ‘De leeskamer’ van de Brusselse Hoofdstedelijke Bib ontvang je bekende Vlamingen die over hun favoriete boeken komen praten. Welk soort professionele en persoonlijke voldoening haal je daaruit?  

‘De grootste professionele voldoening is als het gesprek lekker allerlei onverwachte richtingen uitgaat, waarbij ik er als interviewer toch in slaag het overzicht te behouden. Ik geef voorzetten aan mijn gast en hij/zij mag gerust scoren. Ik interview nooit iemand om die persoon klem te zetten. En de persoonlijke voldoening? Die is er als ik weer een mooie uitspraak heb om te noteren in mijn Notitieboek van Zachtheid en Waarachtigheid. Hoe langer je journalist bent, hoe wijzer je in principe wordt.’
 
Heb je zelf inspraak in de gasten? En volgens welke criteria worden ze geselecteerd?
 
‘Aan de hand van een longlist die ik opmaak in samenspraak met de Hoofdstedelijke Bibliotheek, bel ik mensen op om te vragen of ze mijn gast willen zijn. Per seizoen streven we naar voldoende variatie. Daarvoor zoeken we in diverse milieus: de theaterwereld, muzikanten, tv-figuren... Ik praat sowieso graag met mannen en vrouwen die een lange staat van dienst hebben in hun vak. Die hebben de boeiendste verhalen.’

Daarkom, het Vlaams-Marokkaans
cultuurhuis aan de Munt
Hoe bereid je je voor op deze interviews?
 
‘Dat doe ik op een tweevoudige manier. De gast maakt een lijstje op van tien favoriete boeken; die heb ik niet altijd allemaal zelf gelezen, maar ik moet natuurlijk op z’n minst weten waar ze over gaan. Het tweede facet is de achtergrond van de gast: daarvoor neem ik de knipselmap met vroegere interviews uit de schrijvende pers door.’
 
Je bent freelance journalist. Betekent dat dat je een gamma van activiteiten en domeinen bestrijkt? En voel je je daar prettig bij?
 
‘In de jaren tachtig van de vorige eeuw heb ik even in loondienst gewerkt bij de uitgeverij Roularta. Sindsdien weet ik: loondienst is niks voor mij. Ik functioneer niet fatsoenlijk in zo’n groepsgebeuren van een redactie, ook al omdat redacties niet zelden krabbenmanden zijn met grote ego’s. Geef mij maar de vrijheid, ook om mijn onderwerpen zelf uit te kiezen in plaats van onderhevig te zijn aan de grillen van een hoofdredacteur. Zoals ik al aangaf: ik ben een einzelgänger.’ 

Manu Adriaens in gesprek met Marijke Pinoy
10.05.12 © Scriptor
Je schreef ook een boek over het Sint-Janscollege in Meldert waar je gestudeerd hebt. Het heet ‘En we zouden iets van ons leven maken’. Heb je, tot nu toe, voor je gevoel, iets van je leven gemaakt? 

‘Ik leef al dertig jaar van mijn pen. Dat is iets waar ik als jonge knaap op hoopte. In dat opzicht ben ik euh... geslaagd. Verdere ambities heb ik nooit gehad. Ik ben een nuchtere West-Vlaming, die dan ook nog eens gaandeweg boeddhistisch geïnspireerd is geraakt. En hoe ouder ik word, hoe gelijkmoediger ik me – tot mijn grote voldoening – voel.’ 

 
Interviewen is een vak. Hoe word je daar goed in? En wanneer ben je er goed in?
 
‘Het is heel simpel: je bereidt je zo goed mogelijk voor, maar tijdens het gesprek zelf moet je je voorbereiding zoveel mogelijk los durven te laten. ’t Is een kwestie van heel goed luisteren en inhaken op wat je gast zegt. Meer komt er eigenlijk niet bij kijken.’


Als jij te gast was in ‘De leeskamer’, welke favoriete boeken zou je dan meebrengen?
 
‘Het zouden vermoedelijk allemaal non-fictiewerken zijn. Bij de tien titels zou alvast zitten: Praktisch verstand van de Nederlander Theo Kars, een pleidooi voor non-conformisme. En verder zeker een aantal biografieën. De mooiste biografie die ik de jongste tijd heb gelezen, is We zien wel!, het levensverhaal van de Nederlandse zanger Ramses Shaffy, geschreven door Sylvester Hoogmoed. Shaffy heb ik zelf nog geïnterviewd toen ik freelancer was voor Humo: een van de meest charismatische figuren die ik in mijn leven heb ontmoet.’
 



 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten